‏ Psalms 16:4

6) anderen

Niet den waren enigen God, meer een afgod.

7) begiftigen,

Versta, met een huwelijks- gift of bruiloftsgift, en zie van de razernijen dezer geestelijke hoererij Ezech. 16:31,32,33,34.

Eze 16.31,32,33,34

8) hunne drankofferen

Der afgoden.

9) offeren

Of, uitgieten, uitstorten; gelijk de afgodendienaars gewoon waren te doen in de drankoffers. Van de wettelijke drankoffers, waarin wijn of sterke drank gebruikt werd, zie Exod. 29:40; Num. 15:5,7,10, en Num. 28:7.

Ex 29.40 Nu 15.5,7,10 28.7

10) op mijne

Dat is, in mijn mond, gelijk Ps. 50:16. Hij wil zeggen dat hij met de afgoderij en wat er aankleeft ganselijk niet wil te doen hebben, dat hij een afgrijzen daarvan heeft. Zie Exod. 23:13.

Ps 50.16 Ex 23.13

‏ Hosea 2:17

41) voor hen maken

Dat is, tot hun best.

42) krijg van de aarde verbreken,

Dat is, krijgswapenen, instrumenten van oorlog en vijandelijkheid. Vergelijk Jes. 11:9; Micha 5:9, enz.

Isa 11.9 Mic 5.10

43) nederliggen.

Dat is, doen slapen. Zie Ps. 3:6.

Ps 3.5
Copyright information for DutKant