Psalms 18:50

Jeremiah 30:9

13) zij zullen dienen den HEERE,

Jakobs nakomelingen.

14) David,

Dat is, den Heere Jezus Christus. Zie 2 Sam. 22:51.

2Sa 22.51

Ezekiel 34:23

29) knecht David;

Den Messias, onzen Heere Jezus Christus, Davids Zoon naar het vlees, en des Vaders knecht naar zijn Middelaarsambt. Zie Jes. 42:1, en wijders 2 Sam. 22:51; Jer. 23:5, en Jer. 30:9, en vergelijk Jes. 40:11, onder Ezech. 37:24; Joh. 10:11, enz.; Hebr. 13:20; 1 Petr. 2:25, en 1 Petr. 5:4.

Isa 42.1 2Sa 22.51 Jer 23.5 30.9 Isa 40.11 Eze 37.24 Joh 10.11 Heb 13.20 1Pe 2.25 5.4

Ezekiel 37:24

47) Knecht David

Zie boven Ezech. 34:23.

Eze 34.23

48) Herder hebben;

Zie Joh. 10:16.

Joh 10.16

Hosea 3:5

16) David, hun koning;

Namelijk den Heere Christus, hunnen Messias, David genoemd, omdat Hij zijn zoon naar het vlees zou zijn en David zijn voorbeeld geweest was; alzo Jer. 30:9; Ezech. 34:23, en Ezech. 37:24. Gelijk Hij naar den Geest God en de Heere van David en zijn volk was.

Jer 30.9 Eze 34.23 37.24

17) vrezende komen tot den HEERE

Hebreeuws, zullen vrezen tot, enz. Dat is, vrezende aankomen, uit bekentenis hunner onwaardigheid, ontzetting over de onverdiende grote goedheid Gods, die hun in het Evangelie zal worden voorgedragen, en bekommernis om dezen genadetijd tijdelijk waar te nemen en recht te gebruiken. Vergelijk onder Hos. 11:10,11; Micha 7:17, ook Jes. 13:8.

Ho 11.10,11 Mic 7.17 Isa 13.8

18) laatste der dagen.

Dat is, na een langen tijd, in het Nieuwe Testament, als de Messias zal verschenen zijn; want deze manier van spreken ziet juist niet op den allerlaatsten tijd, die voor de voleinding der wereld zal gaan. Zie Gen. 49:1; Jes. 2:2; Micha 4:1; Hebr. 1:1, enz. met de aantekening aldaar.

Ge 49.1 Isa 2.2 Mic 4.1 Heb 1.1
Copyright information for DutKant