Psalms 22:26

37) Van

Hebr. it U; dat is, Gij zult de stof mijns lof zijn

38) geloften

Van dankbaarheid jegens God.

39) in tegenwoordigheid

Hebr. tegenover degenen, die Hem vrezen.

Psalms 22:29

45) is des

Of, komt den Heere toe.

Isaiah 30:19-21

63) het volk

Te weten het Joodse volk, nadat het uit de Babylonische gevangenschap zal verlost zijn; hetwelk een voorbeeld geweest is der geestelijke verlossing van het volk Gods door Christus.

64) gij zult

Of, gij zult niet meer zozeer, of zoveel wenen. Hebreeuws, gij zult met wenen niet wenen; te weten niet zoveel of zozeer als gij tevoren hebt gedaan, toen gij in de Babylonische gevangenschap zijt gevoerd geworden. Zie Ps. 137.

65) gewisselijk

Hebreeuws, Hij zal met genadig zijn genadig zijn. [Hij], te weten de Heere.

66) op de stem

Dat is, als gij Hem in uwe gevangenschap om verlossing zult aanroepen.

67) antwoorden.

Dat is, verhoren.

68) Heere

Dat is, de Heere zal ulieden wel wederom in kruis en tegenspoed laten vervallen, maar uwe zielen zal Hij met de spijs zijns Woords en met den drank der predikatie verkwikken en versterken, u zullen geen leraars ontbreken; Hij zal maken dat gij altijd enigen bij u hebben zult; te weten nadat Christus in de wereld zal gekomen zijn, die zelf bij ulieden zal prediken, alsook zijne apostelen en discipelen, die Hij daarna zenden zal in de ganse wereld om het Evangelie allen volken te prediken, Matth. 28:19. Anders: de Heere zal u [in] droefenis brood en in verdrukking water geven, enz. Dit is vervuld ten tijde der Macchabe‰n.

Mt 28.19

69) als met vleugelen

Of, gevleugeld zijn; dat is, zo haastelijk alsof zij vleugels hadden. Gelijk geschied is in verscheidene voorgaande tijden, en inzonderheid van den tijd van den profeet Maleachi tot op Johannes den Doper, zie Ps. 74:9; Mal. 4:4,5.

Ps 74.9 Mal 4.4,5

70) zullen

Anders: [geduriglijk] zien; dat is, steeds bij u hebben, met lust en vreugde dezelve aanschouwende, en met ijver hunne predikati‰n aanhorende.

71) [desgenen, die]

Dat is, God zal u als nagaan, u voeren en leiden met zijn Woord en Geest, gelijk een poedagoog of leermeester zijne discipelen voor zich gaan laat, om te beter op hen te passen.

72) de weg,

Te weten de weg, die ten hemel leidt.

73) als gij zoudt

Alsof hij zeide: Zo haast als gij van den rechten weg zoudt aftreden, zo zal u de Heere met den straf zijns Woord wederom op den rechten weg brengen; zie Ps. 23.

Isaiah 30:23

78) Hij

Te weten de Heere.

79) uw zaad,

Hebreeuws, Hij zal den regen uws zaads geven; te wten dien regen, dien uw zaad van doen heeft, zou het wel en vruchtbaar opwassen.

80) waarmede gij

Of, als gij het land bezaaid hebt.

81) brood

Anders: brood des lands voortkomt; dat is koren, dat uit het land voortkomt.

82) smoutig zijn;

Of, olieachtig.

Isaiah 45:8

23) gij hemelen!

Wat God hier den hemel en de aarde beveelt, dat belooft Hij tegelijk zijn volk te geven [eigenlijk te spreken, verstaan de aarde en hemel niet wat God hun beveelt]. God belooft zijn volk dat Hij hen met de vreugde der verlossing uit Babyloni‰ overvloediglijk zegenen en verzadigen zou.

24) van gerechtigheid;

De verlossing uit de Babylonische gevangenschap is een werk der gerechtigheid Gods, zo ten aanzien zijner beloften als ten aanzien dat het billijk is, dat het volk Gods verkwikking, de Babyloni‰rs straf ontvangen; en versta hierbij, de geestelijke verlossing door Christus. En alzo meermalen in het volgende.

25) heil uitwasse,

Dat is, verlossing van mijn volk.

26) te zamen

Anders: en dat zij, te weten de wolken, heil voortbrengen en zij haar, te weten de aarde, doe uitspruiten met elkander.

27) heb ze geschapen.

Of, heb hem, te weten Cores, geschapen; dat is, daartoe geordineerd, te weten om mijn volk uit de gevangenschap te verlossen; of heb het geschapen.

Ezekiel 34:24-26

30) God zijn;

Dat is, Heiland. Zie Gen. 17:7; Lev. 18:2, en dat door zijnen Zoon, dien Hij ons tot een profeet, priester en koning gegeven heeft.

Ge 17.7 Le 18.2

31) Vorst zijn

Of, prins. Vergelijk Joz. 5:14,15; Jes. 9:5; Hand. 5:31.

Jos 5.14,15 Isa 9.6 Ac 5.31

32) midden van hen,

Vergelijk Matth. 18:20, en Matth. 28:20; Openb. 1:13.

Mt 18.20 28.20 Re 1.13
33) verbond

Zie Jer. 31:31.

Jer 31.31

34) vredes met hen maken,

Zie Gen. 37:14; Richt. 6:24, en vergelijk Jes. 11:6,9, en Jes. 35:9; Jer. 33:6,9, onder Ezech. 37:26; Hos. 2:18.

Ge 37.14 Jud 6.24 Isa 11.6,9 35.9 Jer 33.6,9 Eze 37.26 Ho 2.19

35) zeker wonen in de woestijn,

Hebreeuws, in zekerheid, of vertrouwen, gelijk Ezech. 34:27,28, en elders dikwijls.

Eze 34.27,28
36) dezelve,

Te weten woestijn en wouden, waarin mijne schapen legeren, waarop het voorgaande en volgende schijnt te zien; of dezelve, te weten schapen.

37) zegen;

Dat is, met mijn goddelijken zegen zo overvloediglijk begenadigen, dat zij als louter zegen en een voorbeeld daarvan zullen zijn. Vergelijk Gen. 12:2, met de aantekening. De geestelijke zegeningen worden hier door lichamelijke afgebeeld. Vergelijk Jo‰l. 2:23.

Ge 12.2 Joe 2.23

Ezekiel 36:24-25

44) u uit de heidenen

Eerst, en eensdeels, u Joden met weinig Isra‰lieten, uit Babel enz.; maar zulks zal een voorbeeld zijn van het groot geestelijk genadewerk, dat Ik doen zal ten tijde van den Messias en van het Nieuwe Testament, vergaderende mijn algemene kerk uit de ganse wereld, en die zegenende, gelijk volgt. Vergelijk boven Ezech. 11:17.

Eze 11.17

45) halen,

Hebreeuws, nemen; zie Jer. 37:17; alzo onder Ezech. 37:21.

Jer 37.17 Eze 37.21
46) water op u sprengen,

Het dierbaar bloed van het onbevlekte Lam Jezus Christus zal Ik u door mijn Woord en mijnen Geest toepassen, tot reiniging uwer zielen. Zie 1 Petr. 1:2,19; Ef. 5:26; Hebr. 9:14; 1 Joh. 1:7, enz.

1Pe 1.2,19 Eph 5.26 Heb 9.14 1Jo 1.7

47) onreinigheden

Vergelijk onder Ezech. 37:23, en Ezech. 43:7.

Eze 37.23 43.7
Copyright information for DutKant