Psalms 22:26

37) Van

Hebr. it U; dat is, Gij zult de stof mijns lof zijn

38) geloften

Van dankbaarheid jegens God.

39) in tegenwoordigheid

Hebr. tegenover degenen, die Hem vrezen.

Psalms 22:29

45) is des

Of, komt den Heere toe.

Psalms 36:8

10) schaduw

Zie Ruth 2:12. en verg. met deze plaats Job 36:11. met de aantekening.

Ru 2.12 Job 36.11

Matthew 8:11

10) van oosten en westen,

Grieks, van den opgang en ondergang; namelijk der zon, dat is, uit alle gewesten der wereld; waarmede voorzegd wordt de beroeping, bekering en zaligheid der heidenen; Joh. 11:52.

Joh 11.52

Matthew 22:2

1) is gelijk

Door deze gelijkenis wordt voor ogen gesteld de grote ondankbaarheid der Joden, die, van God door de predikatie des Evangelies tot de gemeenschap zijns Zoons en der zaligheid geroepen zijnde, dezelve veracht hebben en daarom zwaarlijk gestraft en verworpen zouden worden en dat de heidenen daarna in hun plaats zouden worden geroepen.

2) een zeker koning,

Grieks, een mens, die een koning was; dat is God de Vader.

3) bruiloft bereid had.

Dat is, de genadige en geestelijke gemeenschap met Christus en de eeuwige zaligheid.

Copyright information for DutKant