Psalms 23:1-2
49) zaad Dat is, de kinderen en nakomelingen der gelovigen, of een zaad, Christus' zaad; zulks dat er altijd zijn zullen, die den Heere Christus zullen aannemen en dienen, die ook kinderen genoemd worden, die God aan Christus geeft, Hebr. 2: 13, uit Jes. 8:18. en zijn zaad, Jes. 53:10. Heb 2.13 Isa 8.18 53.10 50) aangeschreven Of toegerekend worden; dat is, opgeschreven en gerekend onder Christus' volk en kerk. Verg. Ps. 87:4,5,6. Ps 87.4,5,6 51) tot in Anders, tot een geslacht; dat is, tot, of voor een volk des Heeren. Verg. Ps. 14:5. God is bij het geslacht der rechtvaardigen, of het rechtvaardig geslacht; dat is, volk. Zie ook onder Ps. 24:6; Ps. 73:15. Verg. Matth. 12:39. Hand. 2:40. Ps 14.5 24.6 73.15 Mt 12.39 Ac 2.40 1) nederliggen Verg. Ezech. 34:15. Eze 34.15 2) grazige Hebr. weiden van gras, of grasscheukens. Anders, in grazige kooien, of hutten, dat is, die rondom omgeven zijn met groene grazige weiden. 3) zachtkens Gelijk Exod. 15:13, en Ps. 31:4. Ex 15.13 Ps 31.3 4) stille Hebr. wateren der stilte, dat is, die zeer zacht en stil zijn lopende, tot watering der beesten zeer bekwaam.
Copyright information for
DutKant