Psalms 25:11

17) groot.

Of, menigvuldig.

Psalms 106:4-6

5) Gedenk mijner,

Hij bidt dat hij onder de genade en goeden wil des Heeren, die Hij zijne gemennte toedraagt, moge begrepen zijn.

6) naar het welbehegen

Hebr. in het elbehagen uws volks; dat is dat Gij in uw volk hebt.

7) bezoek mij

Dat is, help en verlos mij, gelijk Ps. 8:5; Luk. 1:68,69. Zie de aantekening bij Gen. 21:1.

Ps 8.4 Lu 1.68,69 Ge 21.1

8) met uw heil;

Dat is, met uw goedertierene hulp en verlossing.

9) aanschouwe

Hebr. zie in het goede; gelijk Ps. 27:4, en Ps. 34:13; zie de aantekening bij Ps. 22:18.

Ps 27.4 34.12 22.17

10) met de blijdschap

Dat is, met zulke vreugde en blijdschap als zich uw volk verheugt, wanneer Gij hun lichamelijke of geestelijke weldaden bewijst.

11) opdat ik mij

Te weten, in den Heere, gelijk Ps. 34:3.

Ps 34.2

12) met uw erfdeel.

Dat is, met het volk, hetwelk Gij tot uw erfdeel hebt aangenomen: Ps. 28:9.

Ps 28.9
Copyright information for DutKant