‏ Psalms 26:6

8) was

Hij wil zeggen dat hij zijn uiterlijken godsdienst alzo doet, dat hij daarbij ook een heilig leven voert, daar de huichelaars het tegendeel doen. Aangaande het wassen der handen tot een teken van onschuld, zie Deut. 21:6, en Matth. 27:24. Sommigen verstaan het van de gewone wassing dergenen, die tot het altaar kwamen, [en in den tabernakel ingaande, het altaar enigzins moesten omgaan, gelijk volgt] Exod. 40: 32; beide zien op zuivering van zonden, onschuld en onstraffelijkheid. Verg. Jes. 1:15,16; 1 Tim. 2:8.

De 21.6 Mt 27.24 Ex 40.32 Isa 1.15,16 1Ti 2.8

‏ Isaiah 1:15-16

52) uw handen

Zie de aantekening 1 Kon. 8:22, belangende het uitbreiden der handen in het bidden.

1Ki 8.22

53) verberg Ik

De Heere wil niet verhoren de gebeden dergenen, die niet van harte gezind zijn zich van alle kwaad te bekeren; zie Ps. 66:18.

Ps 66.18

54) zijn vol bloed.

Hebreeuws, zijn vol bloeden; zie de aantekening Gen. 4:10.

Ge 4.10
55) Wast u,

Hij ziet op de ceremoni‰n der wassingen en reinigingen, die in de wet bevolen waren, daaronder mede verstaande de geestelijke wassingen en zuiveringen des harten.

‏ 1 Timothy 2:8

18) in alle plaatsen,

Dat is, niet alleen tehuis, en in het bijzonder, maar ook in de vergaderingen der gemeente, waar die ook geschieden. Dit stelt Paulus hierbij, omdat in het Oude Testament de gebeden aan den tempel te Jeruzalem meest gebonden waren, hetwelk ten tijde des Nieuwen Testaments in alle plaatsen zonder uitzondering geschieden mag, naar de voorzegging, Mal. 1:11; Joh. 4:21. Zie ook Matth. 18:19,20.

Mal 1.11 Joh 4.21 Mt 18.19,20

19) heilige handen,

Dat is, die vrij zijn van alle onrecht en verdrukking der onschuldigen. Zie Ps. 26:6; Jes. 1:15,16, en worden ook de heilige handen gesteld tegen de wassingen en reinigingen, die in de wet der ceremoni‰n gebruikelijk waren. Zie Hebr. 9:10.

Ps 26.6 Isa 1.15,16 Heb 9.10

20) toorn en twisting.

Door het eerste worden bekwamelijk verstaan alle kwade genegenheden des harten tegen den naaste, en door het andere de twijfeling en twisting des gemoeds, of murmurering des ongeloofs tegen Gods beloften, welke beide gebreken uit onze gebeden moeten geweerd zijn. Zie Matth. 5:22,23,24; Jak. 1:6,7,8.

Mt 5.22,23,24 Jas 1.6,7,8
Copyright information for DutKant