Psalms 3:7
Psalms 57:4
7) zenden Zijne hand, hulp, of heilige engelen. Zie Ps. 144:7; Dan. 3:28, of zijne goedertierenheid en waarheid; gelijk volgt. Ps 144.7 Da 3.28 8) te schande Of, tot smaadheid brengende. 9) zoekt Zie Ps. 56:2. Ps 56.1 10) Sela. Zie Ps. 3:3. Ps 3.2 11) waarheid Of, trouw; dat is, Hij zal zijn genadige beloften door dadelijke hulp getrouwelijk volbrengen. Verg. Ps. 40:12, en Ps. 42:9. Ps 40.11 42.8Psalms 58:6
10) Opdat Of, die niet hoort. 11) belezers, Hebr. eigenlijk mompelaars, omdat de tovenaars en bezweerders binnensmonds spreken en murmelen. 12) ervaren Of, gellerd, listig, kloek. Hebr. wijs gemaakt. Verg. 2 Sam. 13:3. 2Sa 13.3 13) bezweringen Hebr. koppelende, koppelingen; gelijk Deut. 18:11. Deze gruwelen worden van den Heiligen Geest geenzins voor goed erkend, gelijk Deut. 18:10,11,12, blijkt; maar wordt algemene gelijkenis daarvan genomen, om de hardnekkigheid en ongezeggelijkheid van Davids en aller vromen vijanden levendig af te malen. Alzo wordt ene gelijkenis genomen van een dief, Openb. 16:15, enz., van den onrechtvaardigen rechter, Luk. 18:1,2,6,7, van den onrechtvaardigen rentmeester; Luk. 16: enz. De 18.11,10,11,12 Re 16.15 Lu 18.1,2,6,7Proverbs 30:14
35) welks Versta, in het algemeen, die geheel wreed en zonder medelijden zijnde, hun aanzien en vermogen misbruiken om de kleinen te vernielen; gelijk daar zijn achterklappers, faamrovers en lasteraars; idem, die met geweld de ellendigen verdrukken; mitsgaders de gierigaards, die hunnen naaste door bedriegelijken handel verdrukken of door woeker uitzuigen. 36) tanden Vergelijk Ps. 57:5. Ps 57.4 37) baktanden Zie Job 29:17. Job 29.17 38) te verteren. Dat is, te verslinden en te vernielen. Zie Exod. 15:7, en de aantekening, Deut. 32:42; 2 Sam. 2:26. Ex 15.7 De 32.42 2Sa 2.26Joel 1:6
8) volk is opgekomen Versta, de ontallijke menigte van de voorzeide gedierten, die God, om des volks zonden vertoornd zijnde, op zijn eigen heilig land zou laten komen, die oneigenlijk een volk, of natie genoemd worden; zie onder Joel 2:2, en verg. Spreuk. 30:25,26, en zie de aantekening aldaar. Van Kanan, dat God zijn land noemt, zie Hos. 9:3, met de aantekening, alzo ook Joel 2:18. Joe 2.2 Pr 30.25,26 Ho 9.3 Joe 2.18 9) tanden zijn leeuwentanden, Dit betekent dezer dieren gretigheid, vratigheid en sterkte. Verg. Openb. 9:8,9,10. Re 9.8,9,10
Copyright information for
DutKant