Psalms 37:7
10) Zwijg Dat is, murmureer niet tegen den Heere, maar neem het op met geduld. Zie van zulk stilzwijgen, of stilte des gedulds en der hoop, Ps. 39:10; Ps. 62:2,6; Ps. 65:2. Jes. 30:15. Klaagl. 3:26,27,28. Zef. 1:7. Ps 39.9 62.1,5 65.1 Isa 30.15 La 3.26,27,28 Zep 1.7 11) verbeid Anders, draagt smart om zijnentwil. 12) wiens Dat is, wiens voornemen en doel wel gelukt, al deugt het niet. 13) uitvoert Hebr. doet.Psalms 62:5
10) [hem] Mij, David, dien God tot de koninklijke hoogheid verkoren en gezalfd heeft. 11) hunne Hebr. zijnen; dat is, elkeen van hen doet zo. 12) zegenen Verg. Ps. 5:10, en zie 2 Sam. 8:10, en Job 31:20. Ps 5.9 2Sa 8.10 Job 31.20 13) binneste Dat is hun hart. 14) Sela. Zie Ps. 3:3. Ps 3.2Psalms 73:1
1) Asaf. Zie Ps. 50:1. Ps 50.1 2) Immers Of, evenwel, nochtans, zekerlijk. Met deze woorden breekt de profeet uit, nadat hij een zwaren inwendigen strijd en aanvechting, vanwege der goddelozen tijdelijk geluk, overwonnen had. Verg. Ps. 62:2. Ps 62.1 3) die rein Dat is, den rechten Isralieten, niet die zonder zonde zijn, [Spreuk. 20:9], maar die Hem met een oprecht geloof en ongeveinsde godzaligheid dienen. Zie Joh. 1:48; Hand. 15:9; Rom. 9:6,8; 1 Joh. 3:3. Pr 20.9 Joh 1.47 Ac 15.9 Ro 9.6,8 1Jo 3.3
Copyright information for
DutKant