Psalms 5:7

9) leugensprekers

Verg. Ps. 4:3.

Ps 4.2

10) bloeds

Hebr. der bloeden. Zie Gen. 4:10; dat is, de bloeddortigen, moorddadigen en bedriegelijken. Verg. 2 Sam. 16:7, en 2 Sam. 22:49; Ps. 18:49, en Ps. 26:9, en Ps. 43:1, en Ps. 55:24, en Ps. 59:3, en Ps. 140:2,5; Spreuk. 3:31.

Ge 4.10 2Sa 16.7 22.49 Ps 18.48 26.9 43.1 55.23 59.2 140.1,4 Pr 3.31

Habakkuk 2:20

96) de HEERE is

De ware levende en eeuwige God.

97) in zijn heiligen

Hebr. in den tempel zijner heiligheid; dat is, in den hemel, gelijk Ps. 11:4, vanwaar Hij alle dingen ziet; of in zijne gemeente, die Hij door Zijne tegenwoordigheid heiligt door de mededeling van zijnen Geest in Christus, en welke is de geestelijke tempel des Heeren. Sommigen verstaan hier ook den tempel te Jeruzalem, dien de Heere tot zijne woning had uitverkoren, om aldaar naar zijne wet ge‰erd en gediend te worden.

Ps 11.4

98) zwijg voor zijn

Dat is, onderwerp u hem in allen deemoed en nederigheid, en beken de gerechtigheid zijner goddelijke oordelen. Verg. Job 29:9, en Job 21:5, en Job 39:37; Amos 6:10, en Amos 8:3; Zef. 1:7; Zach. 2:13.

Job 29.9 21.5 40.4 Am 6.10 8.3 Zep 1.7 Zec 2.13

99) gij ganse aarde.

Dat is, al gij inwoners des aardrijks.

Copyright information for DutKant