Psalms 53
1) onderwijzing Zie Ps. 32:1. Ps 32.1 2) opperzangmeester, Zie Ps. 4:1. Ps 4.1 3) machalath. Dit schijnt ook een naam te zijn van zeker muzikaal instrument niet ongelijk aan de nechiloth. Zie Ps. 5:1. Verg. onder Ps. 88:1. Ps 5.1 88.1 4) De dwaas Deze psalm komt overeen met den dertienden, uitgenomen enige verandering, die het den Heilige Geest beliefd heeft daarin te gebruiken. Zie de aantekening aldaar. 5) gene Dat is, daar zij in het minste niet dachten dat iets hen verschrikken kon, en onverzulks onversaagd, stout en trots waren, of waar geen natuurlijke oorzaak was van vervaardheid; want op God dachten zij niet, die het hun nochtans doen zou. Verg. Lev. 26:36; Deut. 28:65; Job 15:21; Spreuk. 28:1. Le 26.36 De 28.65 Job 15.21 Pr 28.1 6) beenderen Gelijk dengenen geschiedt, die in een veldslag omkomen, of van wilde dieren verscheurd zijn, welker beenderen hier en daar verstrooid worden. 7) u belegerde, De profeet spreekt de gemeente der gelovige aan, zichzelven insluitende. 8) verworpen. Te weten, uwe vijanden en verdrukkers.
Copyright information for
DutKant