‏ Psalms 68:18

37) wagenen

Of, ruiterij; versta, de heirscharen der engelen, bereid tot Gods dienst, om zijn volk te beschermen tegen der vijanden geweld, die veel op menigte van wagens plegen te roemen. Zie 2 Kon. 6:15,17.

2Ki 6.15,17

38) tweemaal

Hebr. twee millioen; dat is, zeer veel, ontallijk, duizenden. Het getal van tien wordt alzo voor menige en veelheid gebruikt, en vervolgens de verdubbeling van tien duizend nog meer. Zie Gen. 31:41; Matth. 18:24.

Ge 31.41 Mt 18.24

39) verdubbeld.

Hebr. verdubbeling. Anders, engelen. Het Hebr. woord wordt alzo alleen hier gevonden.

40) Sina‹

Dat is, de heerlijkheid en heiligheid Gods is er zodanig, gelijk zij zich eertijds op den berg Sina‹ vertoond heeft. Zulks, dat zij op Sina‹ nu niet is te zoeken.

‏ Ephesians 4:8

16) Hij: Als

Namelijk God.

17) Hij opgevaren is

Namelijk Christus, gelijk uit de volgende verklaring blijkt. Want dit is ene profetie van Christus' koninkrijk.

18) in de hoogte,

Dat is, in den hemel, gelijk verklaard wordt Ef. 4:10.

Eph 4.10

19) de gevangenis

Dat is, degenen die ons gevangen hielden, namelijk, zonde, duivel, dood en verdoemenis; over welke alle Christus door Zijn dood, verrijzenis en hemelvaart heeft getriomfeerd, Col. 2:15; alzo, dat hoewel zij ons nog bestrijden, wij nochtans in Christus de overwinning over allen hebben, Joh. 16:33; Rom. 8:37,38,39. Of, gevangenen, dat is, een grote menigte van gevangenen, gelijk 2 Kron. 28:5.

Col 2.15 Joh 16.33 Ro 8.37,38,39 2Ch 28.5

20) gaven gegeven.

Namelijk uit den hemel, wanneer Hij is gezeten ter rechterhand Gods Zijns Vaders; Hand. 2:33.

Ac 2.33
Copyright information for DutKant