Psalms 68:5
3) hoogt Dit duiden sommigen op het leiden van Israldoor de woestijn naar Kanan, en wijders op het geestelijke, waarvan Jes. 40:3. Anders: verhoogt dien, die, enz. Het Hebr. woord wordt dikwijls en eigenlijk gebruikt van ophogen der wegen en straten; doch voorts ook van hogelijk roemen, met lof verheffen, Spreuk. 4:8; idem, zich verheffen; Exod. 9:17. Isa 40.3 Pr 4.8 Ex 9.17 4) vlakke Sommigen verstaan hier [uit vergelijking van onder vs. 34] den derden hemel, alzo genoemd vanwege de grote ruimte en volkomen lieflijkheid. Verg. Job 22:14, en Ps. 16:11. Ps 68.33 Job 22.14 Ps 16.11 5) HEERE; Hebr. Jah, dat zoveel is als Jehova, zijnde daarvan afgekort. Verg. 2 Sam. 6:2, en zie Gen. 2:4, en Ps. 89:9. 2Sa 6.2 Ge 2.4 Ps 89.8 6) zijn aangezicht. Te weten, Gods, die zijn tegenwoordigheid boven de ark openbaart.
Copyright information for
DutKant