Psalms 68:9-10
14) dropen Dat is, zij vloeiden gelijk tot water weg, van ontzag, angst en vrees, vermits uwe tegenwoordigheid, als Gij het volk Isral door de woestijn voerdet naar Kanan. 15) [zelfs] Als met den vinger op dezen berg wijzende. Verg. Deut. 33:2; Richt. 5:4,5; Jes. 64:1,2. De 33.2 Jud 5.4,5 Isa 64.1,2 16) zeer Hebr. regen der mildigheden, of liberaalheden. 17) druipen, Of, gesprengd, gelijk wanneer iemand iets met water besprengt, sprengende dat hier en daar. 18) erfenis Te weten, het land Kanan, gelijk blijkt in het volgende vers dat hebt Gij bezord als uw eigen erfgoed, verversende datzelve door regen, als het van droogte gelijk als moede en mat was. Verg. Deut. 11;11,12, en zie Exod. 15:17; 2 Sam. 20:19; Jer. 2:7, en Jer. 50:10,11. Sommigen voegen het woord erfenis bij het voorgaande lid aldus: Gij hebt uwe erfenis met een milde regen bedropen. Ex 15.17 2Sa 20.19 Jer 2.7 50.10,11
Copyright information for
DutKant