Psalms 69:28
41) Doe Hebr. geef, stel; dat is, laat hen vallen van de ene zonde in de andere, geef hen over in een verkeerden zin, enz. Zie Rom. 1:24,28, en Rom. 11:8; 1 Thess. 2:16, en 2 Thess. 2:11; idem Matth. 23:22. Sommigen verstaan door misdaad, de straf der misdaad; alsof hij zeide: Doe straf tot hunne straf. Ro 1.24,28 11.8 1Th 2.16 2Th 2.11 Mt 23.22 42) gerechtigheid. Dat zij voor U niet worden gerechtvaardigd en vrijgesproken van hunne zonden. Zie Rom. 10:3; Filipp. 3:9; Joh. 12:39,40, maar, niet gelovende, in hunne zonde sterven; Joh. 8:24. Ro 10.3 Php 3.9 Joh 12.39,40 8.24Luke 10:20
22) niet, Dat is, niet zozeer; namelijk omdat de huichelaars zulks ook somwijlen hebben gedaan. Zie Matth. 7:22,23. Mt 7.22,23 23) de geesten u onderworpen zijn; Dat is, de onreine geesten. 24) in de hemelen. Namelijk in het boek des levens. Zie de verklaring daarvan Fil. 4:3. Php 4.3
Copyright information for
DutKant