Psalms 83:6-8

9) tegen U hebben

Dat is, zij hebben zich tezamen verbonden om het volk Gods den krijg aan te doen; zie Jer. 34:18,19.

Jer 34.18,19
10) De tenten van

Dat is, de krijgslieden, die zich in tenten ophouden. Zie dergelijke manier van spreken Richt. 7:13,14; 2 Kon. 7:7,10; Jer. 6:3; Hab. 3:7. Of, versta hier, de famili‰n en geslachten van Edom, Isma‰l, enz. die in tenten woonden.

Jud 7.13,14 2Ki 7.7,10 Jer 6.3 Hab 3.7

11) de Hagarenen.

Te weten, de nakomelingen van Hagar, Abrahams dienstmaagd, waaronder verstaan worden degenen, die van Isma‰l Hagars zoon, gesproten zijn.

12) Gebal en

Dat is, de Gebalieten, die in de stad of het land van Gebal woonden, gelegen in Fenici‰, bij Sidon. Van Gebal of Gibla waren de steenhouwers, die Salomo gebruikte tot den bouw des tempels, 1 Kon. 5:18. Zie ook van dezen Ezech. 27:9.

1Ki 5.18 Eze 27.9

13) Palestina

Dat is, de Filistijnen. Het land wordt genomen voor het volk, dat daarin woonde.

Copyright information for DutKant