Revelation of John 2:26-27

66) mijne werken

Dat is, mijn geboden en leringen; gelijk het geloof een werk Gods genoemd wordt; Joh. 6:29.

Joh 6.29

67) ik zal

Deze plaats is genomen uit Ps. 2:8, waar deze belofte van God den Vader Zijn Zoon Jezus Christus gedaan wordt, in welker gemeenschap Christus hier belooft, dat Hij de ware gelovigen, die volstandig blijven, ook zal inlaten, op zulke wijze als hij Openb. 3:21 belooft, dat hij hun met Hem zal geven te zitten in Zijn troon, gelijk Hij gezeten is in den troon des Vaders. Zie ook Rom. 8:17; Ef. 2:6; 2 Tim. 2:12.

Ps 2.8 Re 3.21 Ro 8.17 Eph 2.6 2Ti 2.12

68) over de

Dat is, over de vijanden Zijner gemeente, gelijk de heidenen altijd vijanden van Gods volk waren.

69) Hij zal

Hierdoor wordt verstaan de geestelijke macht en overwinning over al de vijanden van Christus' gemeente, die zich stellen tegen de zaligheid der kinderen Gods, waarvan zij hier de beginselen genieten door het bloed van het Lam, en het woord hunner getuigenis, hetwelk de scepter van dit rijk is, Openb. 12:11, en zullen ten laatsten dage ook als koningen naast Christus de ongelovige wereld veroordelen; Matth. 19:28; 1 Cor. 6:2,3.

Re 12.11 Mt 19.28 1Co 6.2,3
Copyright information for DutKant