Romans 13:14
71) doet aan Of, trekt aan; namelijk als uw kleed en wapen. 72) den Heere Jezus Christus, Namelijk aannemende door het geloof Zijne gerechtigheid, en al Zijne deugden navolgende, daarmede uwe ziel bekledende en versierende; Gal. 3:27. Ga 3.27 73) verzorgt Grieks, maakt geen voorzorg des vleses. 74) het vlees niet Dat is, het lichaam, waarmede niet wordt verboden dat men het lichaam zou mogen verzorgen met een eerlijk kleed, spijs, drank, medicijnen en andere dingen tot onderhoud van hetzelve nodig; want dat wordt ook geprezen; Ef. 5:29; 1 Tim. 5:8,23, maar om het in zijn kwade lusten te voldoen; 1 Cor. 9:27. Eph 5.29 1Ti 5.8,23 1Co 9.27 75) begeerlijkheden. Namelijk die strekken tot onmatigheid, hovaardij, gulzigheid, onkuisheid, om het daarin te voeden en zijn eis te geven; 1 Joh. 2:16. 1Jo 2.161 Corinthians 1:30
68) uit Hem zijt Dat is, uit Zijne genade en kracht; gelijk Rom. 11:36. Zie 1 Joh. 4:1,2,4,6. Ro 11.36 1Jo 4.1,2,4,6 69) in Christus Dat is, met Christus, door het geloof verenigd; Rom. 8:1. Ro 8.1 70) wijsheid van Dat is, een oorzaak en stof van alle rechte wijsheid, en rechtvaardigheid, en heiligmaking. 71) verlossing. Namelijk van alle kwaad en ellenden des lichaams en der ziel, welke volkomen zal geschieden ten uitersten dage, die daarom de dag der verlossing genaamd wordt; Ef. 4:30. Zie ook Luk. 21:28; Rom. 8:23. Eph 4.30 Lu 21.28 Ro 8.232 Corinthians 5:21
52) gekend heeft, heeft Hij Dat is, die van alle zonde vrij is geweest; 1 Petr. 2:22. 1Pe 2.22 53) zonde voor ons gemaakt, Dat is, ene offerande voor de zonde, gelijk Lev. 7:2. Of, zonde, door toerekening van onze zonden, gelijk Hij ook gezegd wordt een vloek geworden te zijn; Gal. 3:13. Le 7.2 Ga 3.13 54) rechtvaardigheid Gods Dat is, rechtvaardigd voor God. Of, dat de rechtvaardigheid Gods ons zou toegerekend worden; Rom. 4:4,5, enz. Ro 4.4,5 55) in Hem. Namelijk Christus, ten aanzien dat wij in Hem zijn, en Zijn gerechtigheid ons wordt toegerekend; Rom. 8:1, enz. Ro 8.1Galatians 3:27
116) zovelen als gij Dit is, allen die gedoopt zijn; hetwelk verstaan moet worden van al degenen, die niet alleen den uitwendigen doop des waters, maar ook den inwendigen doop des Geestes ontvangen, 1 Petr. 3:21, gelijk blijkt in Simon den tovenaar, Hand. 8:13,21, die wel den uitwendigen, maar den inwendigen doop niet heeft ontvangen. 1Pe 3.21 Ac 8.13,21 117) in Christus gedoopt Dat is, in den naam en in het geloof van Christus. 118) aangedaan. Namelijk als een geestelijk kleed, waarmede onze geestelijke naaktheid en schaamte bedekt wordt, en wij als met een bruiloftskleed versierd worden; Rom. 13:14. Ro 13.14Revelation of John 1:20
54) zijn Dat is, betekenen, of stellen voor ogen; gelijk Gen. 41:27, en meermalen in de Heilige Schrift. Doch van deze zeven sterren en zeven kandelaren, zie de aantekening hiervoor op Openb. 1:12,16. Ge 41.27 Re 1.12,16 55) de engelen Dat is, leraars of opzieners der zeven gemeenten, gelijk de profeten en priesters ook soms engelen worden genoemd, omdat zij door God worden uitgezonden om het volk van Godswege te leren, te vermanen, te troosten en te waarschuwen. Zie Richt. 2:1, Hag. 1:13; Mal. 2:7. Jud 2.1 Hag 1.13 Mal 2.7Revelation of John 7:13
20) Deze, die bekleed Hier schijnt de ouderling een deel van deze gehele schaar aan te wijzen, die enige bijzondere gedaante van kledingen hadden.Revelation of John 17:15
38) zijn volken, Dat is, betekenen volken en verscheidene talen en natin; ene sacramentele wijze van spreken, gelijk hiervoor ook is aangewezen, en hierna Openb. 17:18 nog volgt. Re 17.18Revelation of John 17:17-18
43) God heeft [hun] Want het hart der koningen is in de hand des Heeren gelijk waterbeken, Hij keert dat waar Hij wil; Spreuk. 21:1, namelijk f in Zijn rechtvaardigen toorn en oordeel, tot hun straf en beproeving van Zijn volk; f in Zijn genade tot verlossing en bevrijding van Zijn volk, en tot straf Zijner vijanden. Pr 21.1 44) mening doen, Of raad, gelijk ook Openb. 17:13, en hier in Openb. 17:17. Re 17.13,17 45) totdat de woorden Dat is, totdat de profetien zullen vervuld zijn, die God ons in Zijn Woord geopenbaard heeft, zo van de opkomst en heerschappij, als van den val van den antichrist. 46) de grote stad, Zie de verklaring hiervan in de aantekeningen Openb. 17:3. Re 17.3
Copyright information for
DutKant