‏ Song of Solomon 5:1

1) in Mijn hof

Dat is, in mijne gemeente. Hier antwoordt de Bruidegom op het verzoek der Bruid, Hoogl. 4:16. Hij is vaardig om te doen de begeerte dergenen, die Hem vrezen, Ps. 145:19. Zie ook Exod. 20:24.

So 4.16 Ps 145.19 Ex 20.24

2) o Mijn zuster,

Zie boven Hoogl. 4:8,9.

So 4.8,9

3) Ik heb

Dat is, Ik heb genoten de gebeden en dankzeggingen der gelovigen, mitsgaders de goede en lieflijke vruchten der goede werken, die Ik in u teweeg gebracht heb door de krachtige werking des Heiligen Geestes. Van de kostelijkheid der mirre, zie boven Hoogl. 1:13.

So 1.13

4) Mijn mirre

Merk hier aan dat Christus al deze gerechten noemt zijne gerechten; Hij zegt: mijne mirre, mijn specerij, enz. want zonder Hem kunnen wij niets doen, Joh. 1:16, en Joh. 15:5, en 1 Cor. 4:7; Hand. 3:18.

Joh 1.16 15.5 1Co 4.7 Ac 3.18

5) honigraten

Het woord Gods en de leer, mitsgaders de gehoorzaamheid deszelven, en het gebruik der heilige sacramenten, worden vergeleken bij spijs, honigraten, wijn en melk, Ps. 19:11, en Ps. 119:103; Jes. 55:1; Joh. 4:34, en 1 Petr. 2:2. Omdat, gelijk honig, wijn en melk lieflijk en bekwaam zijn tot voedsel des lichaams, alzo zijn ook de voorgemelde zaken lieflijk en bekwaam om de ziel te laven en te verkwikken.

Ps 19.10 119.103 Isa 55.1 Joh 4.34 1Pe 2.2

6) gegeten;

Dat is, Ik heb een lust en welgevallen aan uw goede vruchten in het voorgaande verhaal en goede werken. Daarentegen worden de kwade vruchten der zondaren genoemd vergiftige wijndruiven, die bittere bezi‰n hebben; Deut. 32:32,33.

De 32.32,33

7) Eet,

Hier nodigt de Bruidegom Christus zijne vrienden, de engelen en alle gelovige mensen, dat zij zich met Hem verheugen vanwege de schone en lieflijke vruchten, dat is de gehoorzaamheid, zijner kerk op aarde; zie Luk. 2:13,14, en Luk. 15:7,10.

Lu 2.13,14 15.7,10

8) vrienden!

Die zijn vrienden van Christus, die daar doen den wil van zijn hemelsen Vader; Joh. 15:14.

Joh 15.14

9) wordt dronken,

Zie de aantekening Gen. 43:34; wees dronken, is hier te zeggen: wees vervuld met liefde tot mij en tot elkander, of wees overvloediglijk verzaad met geestelijke vreugde, die daar blijft tot in het eeuwige leven. Zie Spreuk. 9:5; Jes. 25:6, en Jes. 55:1,2.

Ge 43.34 Pr 9.5 Isa 25.6 55.1,2

‏ John 3:29

49) de vriend des

Dat is, ik die de vriend en getrouwe dienaar des bruidegoms ben, de bruid dat is de gemeente, tot Christus haren bruidegom, gebracht heb, die haar nu zelf ontvangt en aanspreekt. Zie 2 Cor. 11:2; Ef. 5:25.

2Co 11.2 Eph 5.25

50) de stem des bruidegoms.

Wanneer hij zijne bruid ontvangt en aanspreekt.

Copyright information for DutKant