Zechariah 1:10
27) de HEERE Dat is, God de Vader, want de Zoon Gods spreekt hier. 28) uitgezonden heeft, Of, uitgezonden had; want zij hadden toen het land doorgetrokken en waren wederom gekomen. 29) om het land te doorwandelen. Om te zien en te merken hoe het overal toeging, en den Heere daarvan bericht te komen doen. Dit wordt als bij gelijkenis gesproken, ziende op de wijze en het gebruik der koningen, die hunne dienaren overal uitzenden. Verg. Job 1:7, en Job 2:2. Gode onze Heere zijn alle dingen bekend; Ps. 113:6; Jer. 23:24; Hebr. 4:13. Nochtans belieft het Hem de engelen te gebruiken, om van zijne wijsheid en regering te getuigen. Job 1.7 2.2 Ps 113.6 Jer 23.24 Heb 4.13
Copyright information for
DutKant