Zechariah 11:8
38) drie herders Dat is, al de herders of leraars van het Joodse volk, die in drie sekten onderscheiden waren, te weten, Farizen, Sadducen en Essen. Anders aldus: Ik heb de koningen, priesters en profeten van hen genomen. En merk dat hier profetischewijze gesproken wordt van hetgeen nog geschieden zou alsof het alrede geschied ware. 39) in een maand Dat is, in korten tijd. Verg. Hos. 5:7 met de aantekening aldaar. Ho 5.7 40) afgesneden; Dat is, overtuigd van valse leer en dwaling. Maar verstaat men dit van de boze koningen, priesters en profeten, zo is afsnijden hier te zeggen weren of wegnemen, of te schande maken, verdelgen. En dit is ene weldaad, die God zijn volk belooft, te weten dat Hij de kwade regeerders, die zij hadden, wegnemen zou tot een teken zijner liefde tot hen. 41) mijn ziel Hebr. mijne ziel werd hunnenthalve verkort; dat is, Ik vermocht hen niet en zij vermochten mij niet. 42) over hen Te weten, over de ondankbare Joden, of vanwege die valse leraars, enz. 43) verdrietig geworden, Zie Richt. 18:16 de aantekening aldaar. Jud 18.16 44) ook had hun ziel Zie Matth. 27:21. Mt 27.21
Copyright information for
DutKant