1 Chronicles 25:1-2
1) de oversten Dat is, de overste der Levieten, want in de wet werden de Levieten in hun menigten en geestelijke bedieningen ook een heir genoemd, Num. 4:23, maar versta zulk een heir, dat den godsdienst en de geestelijke zaken moest bezorgen; daarom hadden zij hun leger in de woestijn bij den tabernakel, Num. 3. De oversten nu, of de hoofden van dit geestelijke heir waren de priesters, en onder de gemene Levieten de hoofden der vaderlijke huizen van Gerson, Kehath en Merari, met welker raad, en ten overstaan van welken David, als mede een profeet zijnde, deze kerkelijke orde gemaakt heeft. Nu 4.23 2) die onder hen geteld werden, Hebreeuws, En hun getal was mannen des werks tot hun dienst, [mannen des werks] dat is, mannen die bekwaam waren tot het werk. 3) Asarela, Hij wordt Jesarela genoemd; onder, 1 Kron. 25:14. 1Ch 25.14 4) aan de hand van Asaf, Dat is, naar het beleid, instructie, ordinantie, enz. 5) aan des konings De koning maakte en dichtte de psalmen en geestelijke liederen, die de zangers zongen, die hierin als een profeet gehandeld heeft. Zie boven, 1 Kron. 23:6. 1Ch 23.6 6) profeteerde. Dat is, God loofden met het zingen van psalmen en geestelijke gezangen, door David en andere profeten gemaakt, dezelve ook op muzikale instrumenten spelende. Aldus wordt het woord profeteren ook genomen, 1 Kron. 25:3, enz., 1 Sam. 19:20 en elders meer. 1Ch 25.3 1Sa 19.20
Copyright information for
DutKant