1 Corinthians 11:19
46) moeten ook Namelijk overmits de oorzaken van ketterijen daar altijd zullen zijn, als opgeblazenheid, vermetelheid, eergierigheid en stoutheid van sommige mensen, die daardoor aangedreven worden om ketterijen te verwekken en aan te hangen. Zolang er zulke mensen zullen zijn, zo moeten er ook ketterijen wezen. Zie dergelijke wijze van spreken en nadere verklaring daarvan Matth. 18:7. Mt 18.7 47) ketterijen Ketterij is een twist, ontstaande over de leer, wanneer sommigen enige dwalingen hardnekkiglijk drijven of aannemen, strijdende tegen de grondstukken der zaligmakende leer. Zodat ketterij erger en schadelijker is dan scheuring. En hiermede geeft de apostel reden, waarom hij gelooft dat er onder hen scheuringen zijn, omdat er ook nog erger kwaad onder hen gevonden werd, namelijk ketterij, die hij daarna beschrijft en wederlegt; 1 Cor. 15. 48) onder u zijn, Dat is, in het midden van de gemeente. Zie Hand. 20:30; 1 Joh. 2:19. Ac 20.30 1Jo 2.19 49) die oprecht zijn, Gr. die beproefd zijn; dat is, die in de beproeving door scheuringen en ketterijen standvastig blijven bij de enigheid der gemeente en bij de gezonde leer, en alzo oprecht bevonden worden; ene gelijkenis, genomen van goud, dat in de proef door het vuur bestaat; 1 Petr. 1:7. 1Pe 1.7 50) openbaar mogen Dat is, bekend dat zij oprecht zijn. Wanneer de gemeente in vrede is, zonder scheuring of ketterij, zo worden allen, die den godsdienst belijden, voor oprecht gehouden; maar als er scheuring en ketterij ontstaat, zo wordt het openbaar en bekend, wie bij de enigheid der kerk en bij de gezondheid der leer standvastig blijven of niet, gelijk het kaf van het koren door den wan gescheiden wordt; Matth. 3:12. Mt 3.12 2 Thessalonians 2:11-12
43) God Dat is, God zal den Satan den toom over hen los laten, om zijn kracht van verleiding tegen hen te gebruiken, en zal Zijne genade, die hen nog wederhield, voortaan inhouden, en hen alzo aan hunne eigen begeerten overgeven waardoor zij krachtiglijk tot dwaling zullen gebracht worden. Zie dergelijke oordelen Gods over de ondankbare mensen, Deut. 28:28; 2 Kron. 18:22; Job 12:17; Jes. 19:14; Rom. 1:24, en Rom. 11:8; 2 Cor. 4:3, 2 Cor. 4:4, enz. De 28.28 2Ch 18.22 Job 12.17 Isa 19.14 Ro 1.24 11.8 2Co 4.3,4 44) leugen Dat is, verzonnen en valse leer. 45) veroordeeld Gr. geoordeeld; dat is, veroordeeld, of verdoemd, gelijk meermalen in andere plaatsen. 46) de waarheid Namelijk des Evangelies. 47) ongerechtigheid Dat is, valse en ongerechtige leer, gelijk 2 Thess. 2:10. 2Th 2.10
Copyright information for
DutKant