‏ 1 Corinthians 11:4

8) die bidt of

Dat is, het algemeen gebed in de vergaderingen •f voorzegt, •f aanhoort en mede bidt.

9) profeteert,

Of de Schriften der profeten in de vergaderingen voorleest en uitlegt, 1 Cor. 14:3,29, enz. of enige toekomende dingen voorzegt uit goddelijke openbaring. Want die gave werd toen sommigen van God gegeven tot troost van de gemeente, 1 Cor. 14:26; Ef. 4:11; of die zodanige uitleggingen in de vergaderingen aanhoort.

1Co 14.3,29,26 Eph 4.11

10) [iets] op het

Namelijk enig deksel, als daar is het lang haar, 1 Cor. 11:14, of een hoed, sluier, of dergelijke, 1 Cor. 11:7, gelijk de heidenen hunne afgoden met gedekte hoofden plachten te dienen. Zie Vergil. Aen. 3, Sueton. in Vitell.

1Co 11.14,7

11) die onteert

Namelijk overmits de ontdekking van het hoofd toen een teken was van macht en heerschappij, gelijk nu hedendaags daarentegen degenen, die macht over anderen hebben, hunne hoofden zullen gedekt houden, en die onder anderen staan voor hen hunne hoofden zullen ontdekken. Doch in dezen allen moet men altijd zien op het gebruik van verscheidene tijden en landen, en wat daarin eerlijk en stichtelijk is; 1 Cor. 14:40; Filipp. 4:8.

1Co 14.40 Php 4.8
Copyright information for DutKant