‏ 1 Corinthians 14:3

11) die profeteert,

Dat is, die profetische schriften in een bekende taal uitlegt. Zie 1 Cor. 14:1.

1Co 14.1

12) spreekt den mensen

Dat is, spreekt alzo, dat de mensen het kunnen verstaan en daaruit vrucht scheppen.

13) stichting en vermaning

Dat is, hetgeen dienen kan tot stichting of onderwijzing der onwetenden, vermaning der ongeregelden en vertroosting der bedroefden. Tot deze drie nuttigheden moeten alle uitleggingen van Gods Woord gepast worden; Rom. 15:4; 2 Tim. 3:16. En hierom is de gave van profeteren beter dan van vreemde talen, omdat daardoor deze nuttigheden niet worden bekomen.

Ro 15.4 2Ti 3.16

‏ Hebrews 10:25

50) bijeenkomst niet nalaten,

Namelijk in de Christelijke vergaderingen, die tot gehoor van Gods woord, algemene gebeden, en gebruik der heilige sacramenten aangericht zijn. Zie Hand. 2:42, en Hand. 20:7; 1 Cor. 11:20, enz.

Ac 2.42 20.7 1Co 11.20

51) de gewoonte hebben,

Namelijk die van de waarheid afvallen, of uit vrees der Joden, of ook door nalatigheid, of uit een groot gevoelen van zichzelf, of uit andere oorzaken hierin vertragen. Zie Matth. 18:20.

Mt 18.20

‏ 2 Peter 1:19

65) het profetische woord,

Namelijk dat in de schriften der profeten staat beschreven, hetwelk van de kracht en de komst van Christus overvloedig getuigt. Zie Luk. 1:70; Joh. 5:39; Hand. 10:43; Rom. 1:2; 1 Petr. 1:10.

Lu 1.70 Joh 5.39 Ac 10.43 Ro 1.2 1Pe 1.10

66) dat zeer vast is,

Grieks dat vaster is; hetwelk verstaan kan worden zo het luidt: in vergelijking van deze getuigenis van Petrus, ten aanzien van de Joden; gelijk Hand. 17:11, of naar een Hebreeuwse wijze van spreken, allervast, of zeer vast; namelijk om daarop, als op een zeer vasten grond, ons geloof te bouwen, Ef. 2:20, welke verklaring de eenvoudigste is.

Ac 17.11 Eph 2.20

67) daarop acht hebt,

Of u daaraan houdt.

68) een licht, schijnende

Of een lantaarn, kaars, gelijk de Schrift ook elders zo wordt genoemd, Spreuk. 6:23; Ps. 19:9, en Ps. 119:105, omdat het het middel is, waardoor wij verlicht worden met de kennis der zaligheid.

Pr 6.23 Ps 19.8 119.105

69) in een duistere plaats,

Dat is, in de harten der mensen, die van nature verduisterd, ja de duisternis zelf zijn, in zaken die de zaligheid aangaan, Joh. 1:5; 1 Cor. 2:14; Ef. 4:17,18, waarvan de overblijfselen in de wedergeborenen nog zijn, zolang zij hier op aarde nog leven; 1 Cor. 13:9, enz.

Joh 1.5 1Co 2.14 Eph 4.17,18 1Co 13.9

70) de dag aanlichte,

Grieks de dag doorschijne; dat is doorbreke; door welken dag verstaan wordt de tijd der volmaakte kennis in het toekomende leven.

71) morgenster

Dat is, Christus, die in ons zal opgaan in Zijn volmaaktheid in het toekomende leven, gelijk God het licht, en het Lam de kaars en morgenster van het hemelse Jeruzalem wordt genoemd, ten opzichte van de volle kennis, die wij dan door Hem zullen ontvangen; Openb. 21:23, en Openb. 22:5,16.

Re 21.23 22.5,16

72) opga in uw harten.

Dat is, dat gij daardoor volkomen moogt verlicht worden.

Copyright information for DutKant