‏ 1 Corinthians 3:10-11

20) Naar de genade

Namelijk door welke ik tot een apostel van Christus ben geroepen, en met welke Hij mij tot nu toe in mijne bediening heeft bijgestaan en vergezelschapt. Waarmede hij alles, wat hij is en doet, niet in zichzelven, maar God toeschrijft.

21) als een wijs

Dat is, gelijk een recht, voorzichtig, en getrouw bouwmeester betaamt.

22) het fondament

Namelijk benevens de andere apostelen in het eerste oprichten van de gemeente van Christus door de gehele wereld, en ik als de eerste die uwe gemeente heb opgericht; Rom. 15:20; Ef. 2:20; Openb. 21:14.

Ro 15.20 Eph 2.20 Re 21.14

23) een ander bouwt daarop.

Dit zegt hij van de gewone dienaren, die na de apostelen in de opgerichte gemeenten zijn geroepen en gesteld, en op der apostelen werk voortgingen; Rom. 15:20.

Ro 15.20

24) hoe hij daarop bouwe.

Sommigen verstaan dit van de personen, die door de leraars op het fondament gebouwd worden, gelijk het woord werk alzo genoemd wordt; 1 Cor. 9:1. Doch alzo de apostel hier zegt een iegelijk zie toe, hoe hij daarop bouwt, en niet, wien hij daarop bouwt, zo wordt dit gemeenlijk en bekwamelijker verstaan, dat de apostel hier de leraars wil vermanen, dat zij toezien welke leer zij op het fondament, dat de apostelen gelegd hebben, voorstellen tot versterking en vermeerdering der opgerichte gemeenten.

1Co 9.1
25) dan hetgeen

Of, behalve hetgeen; namelijk van mij en de andere apostelen.

26) hetwelk is

Christus wordt het fondament der gemeente genoemd, •f ten aanzien van hem zelven, waar de zaligheid der gemeente op steunt, omdat Hij als waarachtig God en mens ons de zaligheid heeft verworven, en dezelve door Zijnen Geest toe‰igent; Matth. 16:18; 1 Petr. 2:6, •f ten aanzien van de leer, waardoor wij tot Hem als den enigen Zaligmaker worden gewezen en gebracht, en door het geloof in Hem ontvangen gerechtigheid, heiligheid en het eeuwige leven. Op deze leer ziet de apostel hier, en verklaart dat wij in de leer des Evangelies tot niemand anders mogen worden gewezen om zaligheid te vinden, dan tot zijn persoon en verdiensten. Zie Joh. 14:6; Hand. 4:12; Ef. 2:20.

Mt 16.18 1Pe 2.6 Joh 14.6 Ac 4.12 Eph 2.20
Copyright information for DutKant