‏ 1 Corinthians 9:24-25

51) Weet gijlieden

Van hier voorts leert de apostel, dat het zover vandaar is, dat zij om spijs en drank, of maaltijden van afgodendienaars zeer moeten bekommerd zijn, dat zij veel meer zich moeten bekommeren om in alle soberheid, matigheid en verdraagzaamheid zichzelven te oefenen, hetwelk hij met de voorbeelden dergenen, die om prijs strijden, en ook met zijn eigen voorbeeld bewijst.

52) lopen, allen wel lopen,

Namelijk om prijs.

53) een den prijs

Namelijk die niet alleen met anderen wel begint, maar voor anderen wel voleindt.

54) alzo dat gij

Dat is, zo naarstig en standvastig tot den einde toe.

55) verkrijgen.

Of, grijpen; namelijk den voorgestelden prijs der heerlijkheid Gods; Filipp. 3:12,13,14.

Php 3.12,13,14
56) die [om prijs]

Namelijk met lopen, worstelen, of vechten, gelijk onder de ouden zulke soorten van strijden om prijs waren.

57) onthoudt zich

Of, matigt zich; namelijk van veel spijs, drank, slaap, en andere dingen, die hem traag of onnut maken in dezen strijd.

58) een verderflijke kroon

Namelijk van laurieren, olijftakken, eikenbladeren en dergelijke, of ten hoogste van zilver of goud, gelijk dengenen, die om prijs streden, voorgesteld worden.

59) een onverderflijke.

Dat is, onvergankelijke, of eeuwigdurende; 1 Petr. 1:4.

1Pe 1.4

‏ Philippians 3:14

53) een ding [doe ik],

Namelijk als het voornaamste waarin ik mij met alle vlijt oefen, Ps. 27:4; Luk. 10:42.

Ps 27.4 Lu 10.42

54) vergetende, hetgeen

Dat is, niet tevreden zijnde met hetgeen van mij goeds zou mogen gedaan zijn voor dezen.

55) achter is,

Dat is, dat voorbij is, waarmede verstaan wordt hetgeen hij tot nog toe gedaan heeft, ook nu bekeerd zijnde tot Christus; ene gelijkenis, genomen van degenen, die in ene loopbaan alrede ver gelopen zijn, en de afgelopen plaats achter zich laten. Zie 1 Cor. 9:24.

1Co 9.24

56) strekkende mij

Of, uitstrekkende, gelijk de lopers hun hoofd, hals, armen en lichaam voorwaarts uitstrekken, om te sterker te lopen; bij welke gelijkenis hij zijn grote en naarstige vlijt verklaart, die hij met alle kracht aanwendt om daartoe te geraken.

57) tot hetgeen voor

Dat is, dat nog afgelopen moet worden, om tot het einde of perk te komen. Of, tot de beloften des Evangelies, die ons zijn voorgesteld, om die te bekomen en te grijpen.

58) jaag ik

Grieks vervolg, gelijk Filipp. 3:12.

Php 3.12

59) naar het wit,

Dat is, naar het perk aan het einde der loopbaan gesteld, naar hetwelk de lopers met strijd lopen, om die eerst te grijpen, en alzo den prijs te gewinnen.

60) tot den prijs

Grieks brabeion: waardoor verstaan wordt ene kroon of andere verering, die gegeven werd aan dengene, die in de loopbaan gewonnen had. En de apostel verstaat daardoor de eeuwige zaligheid, die hij noemt ene kroon der gerechtigheid; 2 Tim. 4:8.

2Ti 4.8

61) der roeping Gods,

Dat is, die gegeven zal worden dengenen, die God krachtig heeft geroepen tot de gemeenschap der zaligheid, en die deze roeping gehoorzaam zijn, en dienvolgens tot het einde toe deze loopbaan standvastig uitlopen.

62) die van boven is

Dat is, die ons van God uit den hemel gewordt, en ons tot de hemelse gelukzaligheid nodigt en brengt.

63) in Christus Jezus.

Dat is, die door de verdiensten van Christus alleen te verkrijgen is, en die om dezelve, en door Hem ons gegeven wordt.

‏ 1 Peter 1:9

32) het einde uws

Of het loon van uw geloof; alzo genoemd, omdat dat op het einde van den arbeid ons uit genade zal worden gegeven. Zie hiervan in de gelijkenis Matth. 20:1, enz.

Mt 20.1

33) der zielen.

Hoewel deze zaligheid, die wij door Christus verwerven, den gehelen mens toekomt, zo wordt zij nochtans der zielen genoemd, omdat in dit leven en na dit leven deze zaligheid in de ziel begint, die na de opstanding der doden ook het lichaam zal gemeen gemaakt worden; Filipp. 3:20,21.

Php 3.20,21
Copyright information for DutKant