1 Kings 10:10

1 Kings 10:24-25

41) ganse aarde

Versta, niet alle mensen der gehele wereld, maar de voornaamsten, als de prinsen, heren, vorsten, enz. van alle omliggende landen. Zie 2 Kron. 9:23.

2Ch 9.23
42) elk ding

Hebreeuws, de zaak des jaars in het jaar; dat is, elk geschenk jaarlijks.

2 Chronicles 32:23

43) verheven werd.

Anders, zich verhief. Zie 2 Kron. 32:25.

2Ch 32.25

Psalms 68:31-32

69) Scheld

Van Gods schelden, zie Ps. 9:6. Anders, verdoe.

Ps 9.5

70) wild

Hierdoor kan men in het algemeen verstaan de vijanden van Gods volk, die de Heilige Schrift bij wilde dieren vergelijkt, of den koning van Egypte in het bijzonder, wiens hof aan de rivier lag, waar veel riet was. Verg. Jes. 19:6, en Exod. 2:3,4. Anders, den hoop der spiesdragers, of schutters, omdat de spiesen en pijlen van dik en sterk riet in sommigen plaatsen gemaakt werden.

Isa 19.6 Ex 2.3,4

71) riets,

Dat aan het riet woont, of zich daarin ophoudt. Sommigen verstaan hierdoor weelderige en vette plaatsen, uit Jes. 35:7.

Isa 35.7

72) stieren

Der wilde krijgsoversten of trotse regenten. Zie Ps. 22:13.

Ps 22.12

73) kalveren De algemene krijgslieden, of weelderige, dartele onderdanen der

goddeloze regenten. Sommigen verstaan hier bijzonderlijk den kalverdienst der Egyptenaars.

74) onderwerpt

Hebr. zich nederwerpt om als met voeten getreden te worden; versta, de huichelaars, die met veinzing van grote deemoedigheid mede geschenken aanbrengen. Verg. Deut. 33:29; 2 Sam. 22:45, met de aanteek. Zie ook Spreuk. 6:3. Anders, die zich nederlegt op stukken zilvers; dat is, in grote pracht leeft.

De 33.29 2Sa 22.45 Pr 6.3

75) Hij

Dit spreekt de profeet tot Gods volk, met vertrouwen det God dit gebed zal verhoren en de krijgszuchtige vijanden van God en zijn volk verdelgen.

76) Prinselijke

Het Hebr. woord wordt alleenlijk [gelijk ook enige andere] in deze psalm gevonden. Zie wijders Ps. 68:30.

Ps 68.29

77) Morenland

Dat is, de Moren. Hebr. Cusch. Zie Gen. 2:13.

Ge 2.13

78) haasten

Hebr. zal zijne handen doen lopen tot God.

Psalms 72:10

22) Tharsis

Die aan den oceaan wonen. Zie 1 Kon. 10:22.

1Ki 10.22

23) eilanden

De Hebre‰n verstaan hier, en in vele andere plaatsen, onder de eilanden de volken, die in of aan de Middellandse zee en daarover gelegen zijn, al zijn zij juist niet rondom in het water gelegen. Zie Gen. 10:5; idem Jes. 20:6, en Jes. 23:2,6; Jer. 25:22, met de aantekeningen, enz.

Ge 10.5 Isa 20.6 23.2,6 Jer 25.22

24) Scheba

Zie Gen. 10:7.

Ge 10.7

Isaiah 18:7

19) Te dien tijd

In Jes. 18:7 doet God [gelijk elders dikwijls] een troostelijke belofte van de genadige beroeping der Moren, of Assyri‰rs, en dergelijke andere vijandelijke heidense volken, tot de gemeenschap des Heeren Christus en zijne kerk. Vergelijk onder Jes. 19:19 enz., en zie dergelijke profetie‰n van de Moren, Ps. 68:32, en Ps. 87:4; Jes. 45:14; Zef. 3:10, en een aanmerkelijk voorbeeld, Hand. 8:27, enz.

Isa 18.7 19.19 Ps 68.31 87.4 Isa 45.14 Zep 3.10 Ac 8.27

20) het volk, dat

Waarvan boven Jes. 18:2.

Isa 18.2

21) van het volk,

Dat is, van enigen van dit vreeslijk volk. Aldus moet men ook het woord van nemen en verstaan, Matth. 23:34, en van hen zult gij doden; dat is, sommigen van hen zult gij doden.

Mt 23.34

Isaiah 49:22-23

97) Ik zal Mijn hand

Dat is, Ik zal de heidenen krachtiglijk beroepen door de predikatie van het heilig Evangelie en de innerlijke werking van den Heiligen Geest.

98) opsteken;

Of, opwerpen, of verheffen.

99) dan zullen zij

Dat is, jongen en ouden, mannen en vrouwen zullen komen, en zich in de gemeenschap der heiligen begeven, en de een zal den ander met goede vermaningen en onderwijzingen, en ook met een goed voorbeeld, voorgaan; Jes. 60:4, en Jes. 66:12.

Isa 60.4 66.12
100) koningen

De zin is dat de koningen niet alleen zich tot de gemeente van Christus zullen vervoegen; maar zij zullen ook hunne macht en autoriteit gebruiken tot aanwas en bescherming derzelve.

101) hunne vorstinnen

Dat is, der koningen huisvrouwen.

102) zoogvrouwen;

Of, zoogammen.

103) zij zullen zich

Dat is, zij zullen u burgerlijke eerbieding doen; zij zullen zich voor u verootmoedigen en zich aan u onderwerpen. Die zullen zij doen om Christus wil, die het Hoofd zijner kerk is.

104) zullen het stof

De zin is: Zij zullen zich zo laag voor u buigen, dat hun mond tot aan de aarde naken zal, alsof zij de aarde wilden oplekken. Zie Ps. 72:9.

Ps 72.9
Copyright information for DutKant