1 Kings 11:36
68) zal Ik een stam geven; Zie boven, 1 Kon. 11:32. 1Ki 11.32 69) altijd Hebreeuws, alle dagen. Versta, in den stam van Juda, tot op de toekomst van den Messias. Want van David af tot de Babylonische gevangenis is de koninklijke regering in Juda gebleven; daarna de vorstelijke macht en het Sanhedrin, tot op Christus, wiens koninkrijk eeuwig is. 70) lamp Of, kaars, of licht; dat is, navolgens in het koninkrijk, zijnde voorbeelden des Heeren Christus. Zo wordt dit woord ook genomen 2 Sam. 21:17. Zie mede onder, 1 Kon. 15:4; 2 Kron. 21:7; Ps. 132:17. 2Sa 21.17 1Ki 15.4 2Ch 21.7 Ps 132.17 71) Mijn Naam Zie boven, 1 Kon. 8:16. 1Ki 8.16 2 Chronicles 17:16
19) die zich vrijwillig Te weten, om den oorlog des Heeren te voeren tegen de vijanden des lands. Isaiah 7:4
13) Wacht u, Te weten van te vrezen. 14) die twee staarten Aldus noemt de profeet verachtzaamlijk den koning van Syri en den koning van Isral, en hij geeft te kennen dat hun toorn [die als een brandend vuur scheen te zijn en alsof zij de gehele wereld zouden in brand gebracht hebben] weinig te achten was en haast vergaan of gene kracht meer hebben zou, hen vergelijkende bij een hout, dat schier verbrand was en weinig of geen vuur meer had, maar alleenlijk nog rook van zich gaf. De koning van Syri was bijna uitgebrand, of ten onder gebracht door Joas, den zoon van Joahas; 2 Kon. 13:25. De koning van Isral was schier teniet gekomen door inlandse muiterij en krijg, 2 Kon. 15:10,14,16, en zij beiden door Pul, den koning van Assyri, 2 Kon. 15:19, en 1 Kron. 5:26. 2Ki 13.25 15.10,14,16,19 1Ch 5.26 15) van den zoon van Remalia; De profeet verwaardigt zich niet hem bij zijnen naam te noemen, of den titel van koning te geven, bedoelende nochtans Pekah, den koning van Isral, zoon van Remalia.
Copyright information for
DutKant