1 Kings 14:10-11
18) kwaad Dat is, ongeluk, straf, wraak. Zie Gen. 19:19. Ge 19.19 19) huis van Dat is, geslacht. Alzo in het volgende; idem 2 Sam. 3:10, en 2 Sam. 9:3, en onder, 1 Kon. 16:3. 2Sa 3.10 9.3 1Ki 16.3 20) wat mannelijk is, Versta hierdoor, een gehele en uiterste verstoring, waarin niemand gespaard wordt, zelfs ook niet een hond; alzo 1 Sam. 25:22,34, en onder, 1 Kon. 16:11, en 1 Kon. 21:21, en 2 Kon. 9:8. 1Sa 25.22,34 1Ki 16.11 21.21 2Ki 9.8 21) den beslotene Zie de verklaring dezer manier van spreken Deut. 32:36. De 32.36 22) Die van Jerobeam Een manier van spreken, betekenende een ongelukkigen dood, met de verliezing van het graf. Zie dezelve ook onder, 1 Kon. 16:4, en 1 Kon. 21:24. 1Ki 16.4 21.24 1 Kings 15:27-30
56) Ahia, Een ander dan Ahia, de profeet van Silo, boven, 1 Kon. 11:29, en dan Ahia, de schrijver van Salomo, boven, 1 Kon. 4:2, en dan Ahia de priester, 1 Sam. 14:3, enz. 1Ki 11.29 4.2 1Sa 14.3 57) huis van Issaschar, Dat is, van den stam van Issaschar; alzo wordt gezegd het huis Eframs, Richt. 10:9; het huis van Juda, Hos. 1:7; het huis van Levi, Ps. 135:20, enz. Jud 10.9 Ho 1.7 Ps 135.20 58) maakte een verbintenis Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk binden, aanbinden. Daarom als het van de gemoederen der mensen gebruikt wordt, zo is het wel somtijds genomen in het goede, voor ene verbintenis der liefde, gelijk Gen. 44:30, maar zeer dikwijls voor een verbintenis der vijandschap, waardoor heimelijke samenspanningen tegen personen of staten gemaakt worden, gelijk hier en 1 Sam. 22:8, en onder, 1 Kon. 16:9,20, en 2 Kon. 10:9, en 2 Kon. 12:20; Neh. 4:8; Amos 7:10. Ge 44.30 1Sa 22.8 1Ki 16.9,20 2Ki 10.9 12.20 Ne 4.8 Am 7.10 59) Gibbethon, Een stad, gelegen in den stam van Dan, Joz. 19:44, die den Levieten tot woning geigend was, Joz. 21:23, maar van de Filistijnen overheerd en bewoond, en daarom van Nadab alsnu belegerd, doch niet gewonnen; en is de belegering naderhand van de Isralieten hervat geworden. Zie onder, 1 Kon. 16:17. Jos 19.44 21.23 1Ki 16.17 60) huis van Jerobeam Dat is, geslacht. Zie boven, 1 Kon. 14:10. 1Ki 14.10 61) liet niets Hebreeuws, hij liet niet over allen adem van Jerobeam; dat is, geen mens liet hij van den huize Jerobeams overblijven. Alzo is het woord adem voor mens genomen, Deut. 20:16; Joz. 10:40, en Joz. 11:14. De 20.16 Jos 10.40 11.14 62) hem verdelgd had, Namelijk Jerobeam, of, totdat hij het verdelgde; te weten, huis, dat is, geslacht Jerobeams. 63) het woord des HEEREN, Dit is niet te duiden op het voornemen van Baesa, alsof hij in het verdelgen van Jerobeams huis gezien zou hebben op de voorzegging des Heeren en de zonden Jerobeams; maar de zin is dat God door de wrede tirannie van Baesa het woord zijner voorzegging vervuld en de zonden Jerobeams gestraft heeft. Alzo onder, 1 Kon. 16:12. 1Ki 16.12 64) die zondigde, Alzo boven, 1 Kon. 14:16, zie de aantekeningen. 1Ki 14.16 Hosea 13:3
13) als een morgenwolk, Dat is, zij zullen zo haast en licht met hun gansen bloei vergaan en verstrooid worden, gelijk deze gelijkenissen medebrengen. Vergelijk boven Hos. 6:4. Ho 6.4 14) schoorsteen wordt weggestormd. Of, venster, enig ander rookgat of opening, waardoor de rook wordt uitgelaten.
Copyright information for
DutKant