1 Kings 18:19

29) Nu dan,

Te weten, opdat gij van deze droogte verlost wordt. Want in dat bevel is de belofte begrepen, dat God het land van die verlossen zou, indien hij dit nakwam.

30) Karmel,

Gelegen in den stam van Issaschar bij de Middellandse zee, Joz. 19:26; Jer. 46:18. Deze berg was zeer hoog, Amos 9:3, wel bewassen met bomen, wijngaarden en welriekende kruiden; in somma, zeer vruchtbaar, Jes. 35:2; op deze berg heeft zich ook de profeet Elisa onthouden, 2 Kon. 4:25, en is te onderscheiden van den berg Karmel, gelegen in den stam van Juda, in de woestijn Maon, waar Nabal woonde; 1 Sam. 25:2.

Jos 19.26 Jer 46.18 Am 9.3 Isa 35.2 2Ki 4.25 1Sa 25.2

31) van het bos,

Te weten, het afgodische bos, waarvan te zien is boven, 1 Kon. 16:33. Van zulke bossen, zie Exod. 34:13; Deut. 7:5, met de aantekeningen. Anders, bosgod, of, boomgod.

1Ki 16.33 Ex 34.13 De 7.5

32) van de tafel

Of, aan de tafel.

2 Kings 19:23

39) Door middel

Hebreeuws, door de hand.

40) uwer boden

Namelijk, Tartan, Rabsaris en Rabsake; boven, 2 Kon. 18:17.

2Ki 18.17

41) Libanon;

Zie van dit gebergte 1 Kon. 4:33.

1Ki 4.33

42) hoge cederbomen,

Hebreeuws, de hoogte zijner cederbomen, en de keur zijnen dennebomen. Sommigen verstaan hiermede de schone en sterke steden van Juda, die de koning van Assyri‰ ingenomen had; boven, 2 Kon. 18:13.

2Ki 18.13

43) zijn uiterste herberg,

Hebreeuws, de herberg van zijn einde, of uiterste. Versta, al de plaatsen van Judea, in wat uiterste einden of hoeken des lands dezelve zouden mogen gelegen zijn. De zin is dat de koning van Assyri‰ voorgenomen had geen plaats vrij te laten, maar het gehele land af te lopen, in te nemen en te verwoesten.

44) schonen velds.

Anders, Karmels. De naam van een aangenaam en vruchtbaar gebergte, gelegen in den stam van Issaschar, van hetwelk zie 1 Kon. 18:19; het woord schijnt hier genomen te worden voor een schone, lieflijke en vruchtbare plaats. Alzo Jes. 10:18; Jer. 2:7, en Jer. 4:26, enz.

1Ki 18.19 Isa 10.18 Jer 2.7 4.26
Copyright information for DutKant