1 Kings 22:3

4) knechten zeide:

Zie Gen. 20:8.

Ge 20.8

5) Ramoth

Zie van deze stad Deut. 4:43, en boven, 1 Kon. 4:13.

De 4.43 1Ki 4.13

6) onze is?

Want deze stad behoorde tot het land der Isra‰lieten, zijnde gelegen in den stam van Gad, en Benhadad, wiens vader haar den Isra‰lieten afgenomen had, had ze beloofd hun weder te geven; boven, 1 Kon. 20:34.

1Ki 20.34

7) zijn stil,

Hebreeuws, zwijgen; doch het Hebreeuwse woord betekent nalating, niet allen van spreken, maar ook van iets te doen, gelijk Exod. 14:14; Richt. 18:9; Jes. 64:12.

Ex 14.14 Jud 18.9 Isa 64.12

Job 13:13

27) Houdt stil

Anders, zwijgt [en houdt op] van mij; dat is, houdt uwen mond toe en laat mij met vrede. Dezelfde manier van spreken is 1 Sam. 7:8; Ps. 28:1; Jer. 38:27.

1Sa 7.8 Ps 28.1 Jer 38.27

28) daar ga

Dat is, kome wat komen mag over mij; ik moet spreken; op mijn eigen gevaar wil ik doen wat ik doe; want ik hoop dat God tegen mij redelijker zal zijn dan gij zijt; ja ofschoon God mij nog zwaarder strafte, zo kan ik nochtans niet nalaten miji te verdedigen, om te bewijzen dat ik niet goddeloos ben. Zie een gelijke manier van spreken 2 Sam. 18:23.

2Sa 18.23

Psalms 28:1

1) houd

Of, zwijg niet, wees niet stil van mij; versta, U of uwe oren van mij afwendende, van mij aflatende, zonder te spreken of mij te antwoorden, en met de daad te bewijzen dat Gij mij verhoort. Verg. deze manier van spreken met 1 Kon. 22:3; 1 Sam. 7:8; Job 13:13, menselijk van God gesproken, die gezegd wordt zich als doof te houden en te zwijgen en niet te antwoorden, als Hij met dadelijke hulp nog niet betoont dat Hij de gebeden der zijnen verhoord heeft. Anders, houd U niet als doof tegen mij en zo terstond, tegen mij stil houdt, enz. Verg. Job 13:13, met de aantekening.

1Ki 22.3 1Sa 7.8 Job 13.13,13

2) kuil

Dat is, in het graf, gelijk doden. Of, gelijk verbijsterde beesten en mensen ergens in een kuil of groef vallen en omkomen.

Copyright information for DutKant