1 Kings 9:5

10) Geen man

Zie boven, 1 Kon. 2:4.

1Ki 2.4

1 Chronicles 26:16

18) Hosa

Versta, het huis van Hosa, den zoon van Suppim, van het geslacht van Merari. Enigen menen dat Suppim en Hosa broeders geweest zijn, en dat zij in het lot tezamen onder ‚‚n hoofd zijn gevoegd geweest.

19) met de poort Schallechet,

De zin dezer woorden is dat Suppim en Hosa de wacht niet alleen aan de westpoort hadden [die de achterste poort genaamd wordt, omdat zij stond achter de poort des heiligdoms, waar de ark des verbonds stond], maar ook aan een andere poort, die daarbij stond, bij de opgaande gang of galerij, die Salomo gemaakt had, om uit de stad Davids in den tempel te gaan. Zie van deze gang 1 Kon. 10:12, en 2 Kron. 9:11.

1Ki 10.12 2Ch 9.11

20) wacht tegenover wacht.

Dat is, zij waren alzo geordineerd dat als de een afging van den dienst in het huis des Heeren, zo trad de ander aan. Of, zij hielden wacht elk op zijn plaats tegen elkander over; of, zij waren elkander gelijk, elk in zijne wacht.

1 Chronicles 26:18

21) Parbar

Parbar is een Chaldeeuws woord, en beduidt een uiterste deel, of een deel dat uitwaarts komt.

2 Chronicles 9:11

14) hoge gangen

Hebbende aan beide zijden handleuningen en ondersteunsels, waarom zij ook steunsels genaamd zijn, 1 Kon. 10:12; door deze gangen ging men van het huis des konings tot het huis des Heeren. Zie 1 Kon. 10:12.

1Ki 10.12,12

15) desgelijks

Te weten, algummimhout.

Copyright information for DutKant