2 Chronicles 16:14
32) graf, Hebreeuws, graven. Vergelijk 2 Kon. 22:20, en zie de aantekening. 2Ki 22.20 33) brandden Dat is, zij vereerden hem in zijn begrafenis met het branden van kostelijke en welriekende specerijen. Vergelijk onder, 2 Kron. 21:19; Jer. 34:5. 2Ch 21.19 Jer 34.5 2 Chronicles 21:19
37) van jaar tot jaar, Dat is, van het eerste jaar tot het tweede. 38) de tijd Welken Elia in dat schrift gesteld had. 39) geen branding, Te weten, van welriekende, of kostelijke specerijen. Zie boven, 2 Kron. 16:14. 2Ch 16.14 Mark 16:1
1) hadden Maria Magdalena, en Maria, Of, hebben; doch dit woord hadden komt hier beter, omdat de specerijen des avonds v¢¢r den sabbat nu al gekocht waren, gelijk Lukas verklaart, Luk. 23:56. Lu 23.56 2) zalfden. Dat is, balsemden. John 19:40
69) met de specerijen, Namelijk alzo bijeengebonden, dewijl zij den tijd niet hadden om hetzelve daarmede te zalven, overmits de sabbat terstond zou beginnen. 70) begraven. Namelijk voortreffelijke en aanzienlijke lieden. Zie Gen. 50:2. Ge 50.2
Copyright information for
DutKant