2 Chronicles 20:11
20) vergelden Te weten, het goed, dat wij hun gedaan hebben met het kwaad, dat zij, ons nu aandoen willen. Het Hebreeuwse woord is hier voor kwade vergelding genomen; alzo 2 Kron. 32:25; Ps. 7:5, enz.; elders ook voor goede, Richt. 9:16; 2 Sam. 19:36; voor beide, 1 Sam. 24:18; Spreuk. 31:12. 2Ch 32.25 Ps 7.4 Jud 9.16 2Sa 19.36 1Sa 24.17 Pr 31.12 Psalms 103:2
2) vergeet Hebr. vergeet niet al zijne weldaden. Psalms 103:10
11) doet ons niet Dat is, straft, of Hij handelt met ons niet naar onze zonden. Psalms 116:7
11) welgedaan. Te weten, mij verlossende uit de hand van Saul. Psalms 119:17
20) uwen knecht Dat is, bij mij, die uw knecht ben. Psalms 142:7
13) uitgeteerd; Hebr. dun geworden.
Copyright information for
DutKant