‏ 2 Chronicles 20:2

3) der zee,

Versta, de Zoutzee of Dode zee, welke was de oostpale des Joodsen lands, Joz. 15:5. Zie van deze zee Gen. 14:3.

Jos 15.5 Ge 14.3

4) Hazezon-thamar,

Zie #Gen. 14:7.

Ge 14.7

‏ 2 Chronicles 20:10

18) die van het gebergte Seir,

Hebreeuws, de berg, of, het gebergte Se‹rs; dat is, de inwoners van dat gebergte, welke waren de Edomieten; Deut. 2:5.

De 2.5

19) te trekken,

Te weten, als vijanden, om het volk te beschadigen, of het land in te nemen; doch als vrienden hadden zij wel mogen trekken, indien de Edomieten hun dat niet geweigerd hadden; Num. 20:17,20,21; Deut. 2:4,8,18.

Nu 20.17,20,21 De 2.4,8,18
Copyright information for DutKant