2 Chronicles 20:3
5) stelde zijn aangezicht, Dat is, had een vast voornemen in zijn hart. Gelijk men het aangezicht des lichaams wendt naar de plaats waar men wezen wil, alzo keert men en zet men de gedachten des geestes op het werk, dat men doen wil. Zie 2 Kon. 12:17. 2Ki 12.17 6) den HEERE Anders, van den Heere [hulp] te zoeken. Den Heere te zoeken, is hier zoveel als Hem vuriglijk aan te roepen. Alzo Ps. 34:5, en Ps. 78:34, enz. Elders wordt deze manier van spreken meer in het algemeen genomen. Zie boven, 2 Kron. 11:16. Ps 34.4 78.34 2Ch 11.16 7) riep Te weten, opdat een ieder te bekwamer zou zijn om God te bidden voor den welstand des lands en de afkering der vijanden, en om een openbaar getuigenis te geven van ootmoed en berouw over hun voorgaande zonden, en van een oprecht voornemen om in het toekomende zich te beteren. Vergelijk Richt. 20:26; 1 Sam. 7:6, en 1 Sam. 31:13; 2 Sam. 1:12; 1 Kon. 21:9 en de aantekening, Neh. 9:1; Esth. 4:16; Jol. 2:15. Jud 20.26 1Sa 7.6 31.13 2Sa 1.12 1Ki 21.9 Ne 9.1 Es 4.16 Joe 2.15 Jeremiah 42:15
15) ganselijk uw aangezichten Hebreeuws, stellende zult stellen; dat is, uwe ogen ten enenmale op Egypte slaan, ganselijk en vastelijk gezind zult zijn derwaarts te gaan; alzo dikwijls in het volgende; vergelijk 1 Kon. 2:15. 1Ki 2.15 Ezekiel 21:2
1) zet uw aangezicht tegen Jeruzalem, Zie boven Ezech. 20:46. Eze 20.46 2) drup tegen Dat is, stel leer, straf en vermaning voor. Zie Deut. 32:2. De 32.2 3) de heiligdommen, Versta, den tempel des Heeren, over welken de Joden alzo roemden en pochten, alsof hij niet had kunnen uitgeroeid worden, Jer. 7:4. Het getal van velen wordt gebruikt, omdat deze tempel verscheidene delen had; zie Lev. 26:31. Jer 7.4 Le 26.31 4) land van Isral; Versta, het land van Juda, hetwelk een deel was van het land Kanan, dat de Heere den Isralieten tot hun erfdeel beloofd had. Zie boven Ezech. 6:2. Eze 6.2 Daniel 9:3
10) ik stelde mijn aangezicht tot God, den Heere, Hebreeuws, ik gaf mijn aangezicht. 11) zak, en as. Dat is, in een zakkleed en in de as. Luke 9:51
54) opneming Namelijk uit deze wereld naar den hemel, Mark. 16:19; Hand. 1:11. Mr 16.19 Ac 1.11 55) vervuld werden, Dat is, begonnen vervuld te worden, of te genaken. 56) richtte Hij Zijn aangezicht, Grieks bevestigde; dat is, name vrijmoedig voor, te gaan naar Jeruzalem, niettegenstaande Hij wist wat Hem daar zou overkomen.
Copyright information for
DutKant