2 Chronicles 29:24-25

40) ontzondigden

Te weten, het koninkrijk, het heiligdom en de gemeente, als boven, 2 Kron. 29:21; dat is, gans Isra‰l, bestaande uit den koning, zijn hofgezin en zijn officieren; uit de kerkelijke personen, en uit alle andere inwoners des lands en burgers der steden.

2Ch 29.21

41) Isra‰l;

Zie boven, 2 Kron. 21:2.

2Ch 21.2

42) bevolen.

Hebreeuws, gezegd. Alzo onder, 2 Kron. 29:27; Job 9:7.

2Ch 29.27 Job 9.7
43) ziener des konings,

Dat is, van den profeet. Zie 1 Sam. 9:9, en boven, 2 Kron. 9:29.

1Sa 9.9 2Ch 9.29

2 Chronicles 30:17

40) daarom

De zin is, alzo elk vader des huisgezins zijn paaslam in zijn huis moest slachten, Exod. 12:3, en dat velen daartoe zich niet geheiligd hadden, dat de Levieten dit werk in hun plaats hebben moeten doen.

Ex 12.3

41) der paaslammeren,

Hebreeuws, Pesachim; dat is, der voorbijgangen, of der overschreden. Versta, de lammeren, die tot gedachtenis van het voorbijgaan, of overschrijden des engels geslacht werden; Exod. 12:13.

Ex 12.13

2 Chronicles 35:3

6) heilig

Zie boven, 2 Kron. 23:6.

2Ch 23.6

7) Zet de

Hieruit is af te nemen dat de ark op dezen tijd in den tempel niet is geweest, of tenminste niet in het heilige der heiligen, waar zij behoorde; zijnde daaruit door enigen afgodischen koning tevoren weggenomen.

8) heilige ark

Hebreeuws, de ark der heiligheid. Zie Lev. 16:4.

Le 16.4

9) geen last

Te weten, om die ark gewoonlijk te dragen, gelijk hun voorouders tevoren in de woestijn en zolang als de tabernakel stond, gedaan hadden, Num. 7:9. De zin is: Dewijl zij van dien eersten doorgaanden last en het toebehoren daarvan ontslagen waren, zo moesten zij op de andere delen van hun ambt te meer achtgeven. Zie 1 Kron. 23:27,28, enz.

Nu 7.9 1Ch 23.27,28

2 Chronicles 35:6

12) het pascha,

Dat is, de paaslammeren. Zie van deze manier van spreken Num. 9:11, alzo onder, 2 Kron. 35:11.

Nu 9.11 2Ch 35.11
Copyright information for DutKant