2 Chronicles 36:14-15

22) maakten

Hebreeuws, vermenigvuldigden overtreding te overtreden; of, door overtreding te overtreden; dat is hier, gans zeer te overtreden. Alzo dienst dienen, is met grote zorg en arbeid dienen, Gen. 30:26. Zo ook lust lusten, of met lust belust, of bevangen te zijn, is zeer belust te zijn, Num. 11:4; idem, ijver ijveren, of met ijver ijveren, is zeer ijveren, Num. 25:11, met begeerte begeren, zeer begeren; Luk. 22:15, enz.

Ge 30.26 Nu 11.4 25.11 Lu 22.15

23) geheiligd had

Dat is, bescheiden en verordend had, opdat daarin het teken zijner heilige tegenwoordigheid en de oefening van zijn heiligen godsdienst plaats zou hebben. Vergelijk Lev. 8:10, en de aantekening.

Le 8.10
24) boden,

Dat is, zijner profeten, die in den tijd van de historie van dit boek geleefd hebben, van welken de voornaamste waren: Ahia de Siloniet, Semaja, Iddo, anders, Oded, Azaria, Jehu, Elia, Micha, Elisa, Jona, Hosea, Amos, Jesaja, Micha de Morastiet, Jo‰l, Nahum, Habakuk, Jeremia, de profetes Hulda, Zefanja, Abdias, Ezechi‰l.

25) vroeg op

Hebreeuws, vroeg opstaande en zendende; dat is, met grote zorgvuldigheid, naarstigheid en aanhouding zendende, ja met het allereerste, zo haast als zij begonnen tot afgoderij te vervallen.

26) Hij verschoonde

Dat is, Hij wilde zijn straf niet verhaasten, zijnde lankmoedig en traag tot toorn, en daarom zijn profeten doorgaans tot hen zendende, opdat zij zich bekeren en alzo de gedreigde straf ontgaan mochten.

2 Chronicles 36:21

43) door den mond

Zie 2 Kron. 25:11, enz. in zijn profetie.

2Ch 25.11

44) een welgevallen had;

Zie Lev. 26:34,35, en de aantekening.

Le 26.34,35

45) al de dagen

Dat is, de ganse tijd, dien de Joden in Babel gevangen werden gehouden, namelijk zeventig jaren, gelijk Jeremia voorzegd had; Jer. 25:11,12, en Jer. 29:10.

Jer 25.11,12 29.10

Jeremiah 25:3-5

2) dit is het drie en twintigste jaar

Of, deze drie en twintig jaren.

3) vroeg op zijnde

Dat is, zeer vlijtiglijk, intijds en geduriglijk. Vergelijk boven Jer. 7:13, en hier Jer. 25:4.

Jer 7.13 25.4

4) gehoord.

Dat is, gehoorzaamd, gelijk ook in het volgende, en elders dikwijls.

5) vroeg op zijnde

Vergelijk boven Jer. 7:13.

Jer 7.13
6) weg,

Zie Gen. 6:12.

Ge 6.12

7) woont in het land,

Dat is, zo zult gij zekerlijk wonen, Ik zal maken dat gij, enz. Zie Ps. 37:3.

Ps 37.3

Jeremiah 25:12

21) dat stellen

Volk, of land der Chalde‰n.

22) eeuwige verwoestingen.

Hebreeuws, verwoestingen der eeuwigheid.

Jeremiah 29:10

16) als zeventig jaren

Hebreeuws, aan, of naar den mond van vervuld te worden, of zijn. Deze plaats is zeer aanmerkelijk voor het gevoelen dergenen, die de zeventigjarige gevangenschap aanvangen te rekenen, niet van de verwoesting van Jeruzalem onder den koning Zedekia, maar van de wegvoering van den koning Jechonia en van vele andere Joden, [waarvan boven Jer. 29:2], die nu in de gevangenschap waren, als Jeremia dezen brief aan hen zond. Vergelijk Ezech. 1:2, en Ezech. 33:21, en Ezech. 40:1, met de aantekening.

Jer 29.2 Eze 1.2 33.21 40.1

17) te Babel

Of, aan, met Babel; dat is, als gij zeventig jaren aldaar zult geweest zijn, of, als Babel u zolang in de gevangenschap zal gehouden hebben.

18) bezoeken,

Versta, in genade; zie Gen. 21:1.

Ge 21.1

19) goed woord over u

Dat is, mijn goede, genadige en troostelijke beloften van uwe verlossing vervullen.

20) verwekken,

Of, bevestigen, daarstellen, doen bestaan.

Copyright information for DutKant