2 Corinthians 11:1

1) in de onwijsheid;

Dit zegt de apostel, niet omdat hij onwijs wilde doen, maar omdat hij zou doen gelijk de onwijzen somwijlen plegen, die hun eigen lof gaarne verbreiden. Doch de apostel heeft het hier moeten doen om den mond te stoppen aan de valse apostelen, die zichzelven boven Paulus verhieven, opdat zij zijn Evangelie alzo zouden verdacht maken en het hunne aanprijzen, en bij die van Corinthe te beter zouden gehoor krijgen.

2) ja ook verdraagt mij.

Of, maar gij verdraagt mij ook.

2 Corinthians 11:16-17

30) dat ik onwijs ben;

Namelijk zo ik mijzelven ga vergelijken met deze lieden, dewijl zij met hun roemen mij daartoe dwingen.

31) doch zo niet,

Dat is, zo gij oordeelt dat ik hierin niet wijs doe, hoort mij tenminste in mijne onwijsheid, gelijk gij anderen hoort; een wijze van spreken bij toelating genomen.

32) niet naar den Heere,

Dat is, niet gelijk den Heere waardig is, of zijnen dienaren, namelijk zo gij de uitwendige woorden alleen aanziet, en niet op het doel of einde let, waarom ik zulks doe, hetwelk is om mijn apostelschap onder u tegen deze roemers te verdedigen, dat ik van des Heeren wege ook gehouden ben te doen.

33) vasten grond der roeming.

Gr. zelfstandigheid der roeming. Of, vertrouwen, vrijmoedigheid. Zie 2 Cor. 9:4.

2Co 9.4
Copyright information for DutKant