2 Kings 11:4
10) Jojada, Hebreeuws, Jehojadah, de zoon van Ahimaz, den zoon van Zadok, hogepriester en onderscheiden van Jojada, den vader van Benaja, die leefde ten tijde van David, 2 Sam. 8:18. 2Sa 8.18 11) oversten van honderd Dezen waren vijf in getal, en worden genoemd 2 Kron. 23:1. Zij schijnen priesters geweest te zijn, gelijk men mag afnemen 2 Kon. 11:5,7,9. 2Ch 23.1 2Ki 11.5,7,9 12) hij maakte Te weten, om Athalia te doden, Joas in het koninkrijk te stellen, de afgoderij te weren, en den zuiveren godsdienst weder op te richten. 2 Kings 11:19
40) poort der trawanten Genaamd anders de hoge poort, 2 Kron. 23:20. Zie aldaar de aantekening. 2Ch 23.20 41) hij zat Zie 1 Kon. 1:46. 1Ki 1.46 Ezekiel 21:22
79) op Jeruzalem, Dat is, de waarzegging zal uitwijzen dat Nebukadnezar de rechterhand moest kiezen, om Jeruzalem eerst te belegeren. 80) hoofdmannen Het Hebreeuwse woord is alzo genomen 2 Kon. 11:5; maar in het volgende van Ezech. 21:22 betekent het stormrammen, gelijk ook boven Ezech. 4:2. 2Ki 11.5 Eze 21.22 4.2 81) te stellen, Dat is, de belegering tegen Jeruzalem aan te grijpen en te ordineren. 82) den mond te openen Dat is, met groot geroep de krijgslieden tot het vermoorden en verderven der Joden aan te drijven, of tot opening van enig gat in den muur, waardoor zij mochten inbreken. Het volgende woord gejuich kan ook overgezet worden een gebroken geklank. 83) de stem op te heffen Dat is, met een vreeslijk veldgeschrei de vijanden te verschrikken en de stad aan te vallen. 84) stormrammen te stellen tegen de poorten, Zie boven Ezech. 4:2. Eze 4.2
Copyright information for
DutKant