2 Kings 13:23

31) om Zijns verbonds wil

In hetwelk God beloofd had, niet alleen hun, maar ook huns zaads God te willen zijn, Gen. 17:7.

Ge 17.7

2 Kings 17:18

33) Zijn aangezicht;

Dat is, uit het land Kana„n, hetwelk Hij hem tot een woning geheiligd had, hebbende daarin zijn kerk, in welker midden Hij woonde, en in deze de uiterlijke tekenen zijner tegenwoordigheid vertoonde. Alzo onder, 2 Kon. 17:20,23, en 2 Kon. 23:27, en 2 Kon. 24:3.

2Ki 17.20,23 23.27 24.3

34) de stam van Juda

Zijnde hieronder begrepen de Levieten, die in den stam van Juda woonden, en de Simeonieten, die daaronder gemengd waren, met een deel van Benjamin. Zie 1 Kon. 11:32.

1Ki 11.32

Hosea 1:5-6

16) boog verbreken zal,

Dat is, de macht der schutterij, of de krijgsmacht; vergelijk Ps. 78:9; dienvolgens zal Isra‰l den vijand ten roof moeten worden. Zie 2 Sam. 1:18; Jer. 49:35 met de aantekening.

Ps 78.9 2Sa 1.18 Jer 49.35

17) dal van Jizreel.

Zie van dit dal Richt. 6:33. Het schijnt dat Isra‰l hier een grote nederlaag gehad heeft, ten tijde als Salmanassar tegen hen optoog. Zie 2 Kon. 17:4, enz. Anders: om het dal Jizre‰ls; dat is, om de moorderij aldaar bedreven.

Jud 6.33 2Ki 17.4
18) Hij zeide tot hem:

De Heere tot Hosea.

19) Lo-ruchama;

Dat is, niet ontfermde.

20) zekerlijk wegvoeren.

Hebreeuws, wegvoerende, of opnemende, [dat is, opnemende en wegvoerende] wegvoeren; vergelijk onder Hos. 5:14. Deze woorden worden verscheidenlijk overgezet, vermits de verscheidene betekenissen van het Hebreeuwse woord, dat niet alleen opnemen, wegnemen, wegvoeren, enz., maar ook vergeven betekent. [Zie Ps. 25:18; Jes. 2:9]. Dit is vervuld, eerst door Tiglath-Pilezer, daarna door Salmanassar, koningen van Assyri‰.

Ho 5.14 Ps 25.18 Isa 2.9

Hosea 1:9

24) Hij zeide:

De Heere.

25) de uwe niet zijn.

Dat is, Ik zal ulieder God niet zijn, gelijk dit sommigen aldus aanvullen: zo zal Ik [ook] ulieder [God] niet zijn, gelijk God elders dikwijls spreekt. Vergelijk boven Hos. 1:7 met de aantekening, en zie Gen. 17:7, en Deut. 7:6. Door de geboorte van deze drie kinderen menen sommigen afgebeeld te zijn drie‰rlei staat van het volk van Isra‰l, telkens meer vervallende in zonden en zwaarder van God gestraft.

Ho 1.7 Ge 17.7 De 7.6
Copyright information for DutKant