‏ 2 Kings 14:29

‏ 2 Chronicles 24:20

52) toog Zacharia aan,

Of, bekleedde; dat is, de Geest des Heeren is over hem gekomen en heeft hem als een kleed aangedaan. Zie Richt. 6:34.

Jud 6.34

53) die boven

Dat is, in een plaats, die hoger was dan de plaats waarin het volk vergaderd was; uit welke Zacharia gesproken heeft opdat hij te beter zou mogen gehoord worden.

‏ 2 Chronicles 26:5

7) hij begaf zich

Hebreeuws, hij was om God te zoeken. Wat het is, God te zoeken, zie boven, 2 Kron. 11:16; versta, dat hij bezig was met God te zoeken.

2Ch 11.16

8) die verstandig was

Anders, die [hem] verstandig maakte; dat is, die hem leerde en onderwees; want het Hebreeuwse woord betekent niet alleen verstand hebben en verstandig zijn, maar ook somtijds door goed onderwijs en lering iemand verstandig maken.

9) in de gezichten Gods;

Anders, in de vrezen Gods. Versta, door de gezichten de gehele leer van hetgeen men geloven en doen moest ter zaligheid, geopenbaard door Mozes en de andere profeten, en door dezelve dagelijks het volk ingescherpt, verklaard en toege‰igend.

‏ Ezra 5:1

1) zoon van Iddo,

Dat is, zoonszoon; want hij was een zoon van Barechja, die een zoon was van Iddo; Zach. 1:1.

Zec 1.1

2) profeteerden

In het tweede jaar van den koning Darius. Zie Hagg. 1:1; Zach. 1:1.

Hag 1.1 Zec 1.1

3) naam des Gods

Dat is, door bevel.

4) [profeteerden zij]

Bevelende hun het bouwen des tempels te hervatten.

‏ Ezra 6:14

27) Kores,

Zie boven, Ezra 1:1, en Ezra 5:13, en in Ezra 6:3, enz.

Ezr 1.1 5.13 6.3

28) Darius,

Zie boven, Ezra 4:24.

Ezr 4.24

29) Arthahsasta,

Die door Darius den zoon van Hystaspis verstaan, houden dezen voor Artaxerxes Longimanus, dat is, Langhand; maar die Darius houden voor Darius Nothus, verstaan door dezen Artaxerxes Mnemon, dat is, de Gedachtige, die een langen tijd met zijn vader heeft geregeerd en daarna nog een langen tijd alleen, zulks dat enigen hem twee en zestig jaren in alles toeschrijven.

‏ Luke 1:5

10) In de dagen van

Dat is, ten tijde.

11) Herodes,

Namelijk de Grote. Zie van hem Matth. 2:1.

Mt 2.1

12) dagorde van Abia;

Grieks Efemeria; hetwelk hier betekent een zekere orde of klasse van priesters, die onder een hoofd stonden en enige dagen des jaars op hunne beurt den godsdienst in den tempel moesten waarnemen, van welke de orde van Abia de achtste was volgens de eerste instelling. Zie 1 Kron. 24:10.

1Ch 24.10

‏ Luke 1:67

Copyright information for DutKant