2 Kings 16:3

2) door het vuur gaan,

Wat dit is, zie Lev. 18:21, en vergelijk 2 Kron. 28:3, en zie aldaar de aantekening.

Le 18.21 2Ch 28.3

2 Kings 17:17

29) door het vuur gaan,

Zie Lev. 18:21.

Le 18.21

30) gebruikten

Hebreeuws, waarzeiden, waarzeggingen.

31) gaven

Zie Lev. 19:26.

Le 19.26

32) verkochten zich,

Zie den zin dezer manier van spreken 1 Kon. 21:20.

1Ki 21.20

2 Kings 17:31

54) Nibhaz en Tartak,

Anders, Nibhan.

55) verbrandden

Zie Lev. 18:21.

Le 18.21

2 Kings 23:10

31) verontreinigde

Te weten, met aldaar mest, drek, dode en verrotte lichamen en alle vuiligheid te doen werpen.

32) Thofeth,

Een plaats bij de stad van Jeruzalem, in een schone en vermakelijke landouw gelegen, zo genaamd van het woord Toph, trommel; waar de afgodendienaars hun kinderen den afgod Molech offerden, doende hen door het vuur gaan, of ook geheel verbranden; tot welk einde zij gelegd werden in de armen van een gloeiend beeld, dat van binnen hol en vol vuur was. Alzo nu de kinderen door de pijn des brands groot getier maakten, zo heeft men een groot geluid met trommels gemaakt, opdat het geschrei derzelve van de ouders of vrienden niet zou gehoord worden. Vergelijk Lev. 18:21; Jer. 7:31.

Le 18.21 Jer 7.31

33) Hinnom is,

De naam van een man, wiens kinderen deze plaats eertijds toebehoord had, zodat zij daarvan heet het Ge-Bene Hinnom, #Joz. 15:8, dat is, het dal der kinderen van Hinnom, of, Gehinnom, dat is, het dal van Hinnom, Neh. 11:30. Van de zeer gruwelijke pijn des vuurs, die de kinderen der afgodendienaars daar geleden hebben, is de hel genoemd Gehenna, Matth. 5:22, welke is een onuitblusselijk vuur, Mark. 9:43.

Jos 15.8 Ne 11.30 Mt 5.22 Mr 9.43

34) Molech

Onder, 2 Kon. 13, genaamd Milkom. Zie Lev. 18:21.

Le 18.21

Jeremiah 7:31

53) Tofeth,

Zie van dezen gruwel 2 Kon. 23:10.

2Ki 23.10

54) zoons van Hinnom

2 Kon. 23:10 genoemd het dal der kinderen [Hebreeuws zonen] van Hinnom. Zie aldaar, en onder Jer. 32:35.

2Ki 23.10 Jer 32.35

55) geboden,

Maar wel scherpelijk verboden en verfoeid. Zie Lev. 18:21.

Le 18.21

56) hart

Of, op, over mijn hart opgeklommen; menselijk van God gesproken, gelijk wij zeggen: Het is mij nooit in den zin gekomen, het is niet eens in mijn hart opgekomen, in mijne gedachten opgeklommen; versta, dat Ik hun zulke gruwelen zou gebieden, of dezelve mij laten gevallen; vergelijk boven Jer. 3:16, en onder Jer. 19:5, en Jer. 32:35, en Jer. 51:50; idem Ezech. 11:5, en Ezech. 14:4, en Ezech. 20:32, en Ezech. 38:10; Luk. 24:38. Dezelfde manier van spreken wordt wat anders gebruikt onder Jer. 44:21, voor ter harte nemen, of iets dat in het hart opkomt om daarop te letten en dat te straffen.

Jer 3.16 19.5 32.35 51.50 Eze 11.5 14.4 20.32 38.10 Lu 24.38 Jer 44.21

Jeremiah 19:5

11) Baal

Een algemene toenaam der afgoden; zie Richt. 2:11, welke hier ook den Moloch gegeven wordt.

Jud 2.11

12) vuur

Zie Lev. 18:21.

Le 18.21

13) hetwelk

Zie boven Jer. 7:31,32.

Jer 7.31,32
Copyright information for DutKant