2 Kings 25:30

46) zijn tering,

Te weten, van de tering en onderhouding van Jojachins huisgezin. Want van de tering en lijfkost, Jojachins persoon aangaande, is in 2 Kon. 25:29 gesproken. Anders, want zijn tering was een gedurige tering, hem van den koning gegeven.

2Ki 25.29

47) elk dagelijks

Dat is, zoveel als voor elken dag verordineerd was. Zie gelijke manier van spreken Exod. 5:13; Lev. 23:37; 1 Kon. 8:59.

Ex 5.13 Le 23.37 1Ki 8.59

Proverbs 15:17

35) gerecht

Het Hebreeuwse woord, hier overgezet gerecht, betekent eigenlijk teerkost, die men op de reis medeneemt, Jer. 40:5; maar het wordt ook voor anderen kost genomen, 2 Kon. 25:30; Jer. 52:34, en Spreuk. 15:17.

Jer 40.5 2Ki 25.30 Jer 52.34 Pr 15.17

Jeremiah 40:5

15) hij nog niet zal wederkeren,

Namelijk, Gedalia die terstond genoemd wordt, die zo haast niet weder hier zal komen, dat gij daarnaar zoudt dienen te wachten, want hij heeft te Mizpa nog veel te doen. Anders: en dewijl hij [namelijk Jeremia] nog niet was wedergekeerd, [zeide hij, namelijk Nebuzaradan wijders] of keert, enz. met welke weinige tussen ingevoegde woorden zou worden aangewezen, hoe het is bijgekomen dat Jeremia onder andere gevangenen mede geraakt en weggevoerd is, te weten omdat hij zich tevoren nog niet begeven had tot Gedalia, als hij uit het voorhof der gevangenis verlost was, maar was gebleven onder het volk, en alzo mede nevens anderen gevonden en tot hiertoe gebracht; daarom slaat hem Nebuzaradan nu voor dat hij tot Gedalia zou mogen trekken, om onder zijne bescherming verzekerd te zijn. Anders: dewijl hij [te weten Zedekia; door verachting gesproken] niet meer zal wederkeren, enz.

16) reiskost en een geschenk,

Het Hebreeuwse woord betekent zulks eigenlijk; maar wordt algemeen genomen voor dagelijks onderhoud, dat men iemand toelegt, onder Jer. 52:34; zie wijders Spreuk. 15:17.

Jer 52.34 Pr 15.17

Jeremiah 52:34

Copyright information for DutKant