2 Samuel 12:11-12

16) uit uw huis,

Versta, door Davids eigen zonen, Amnon, Absalom en Adonia, gelijk in 2 Sam. 13: en 1 Kon. 1: verhaald wordt. Door deze boosheid heeft God met een heilig en onstraffelijk oordeel David, om zijner zonden wil, scherpelijk getuchtigd en gekastijd. Zie 2 Sam. 12:12.

2Sa 12.12

17) voor uw ogen,

Dat is, bij uw leven, dat gij het met verdriet en hartzeer zult moeten horen en geloven, alsof gij het met uw ogen hadt gezien, zowel als gans Isra‰l. Zie onder, 2 Sam. 16:22.

2Sa 16.22

18) naaste geven;

Namelijk, Absalom.

19) ogen dezer zon.

Dat is, bij lichten, hellen dag, bij den zonneschijn; alzo wordt van zulke schepselen dikwijls gesproken alsof zij gehoor, gezicht en verstand hadden. Zie Deut. 32:1.

De 32.1
20) deze zaak doen voor gans Isra‰l, en voor de zon.

Die in 2 Sam. 12:11 verhaald is, te weten, dat God Davids vrouwen zou nemen, en die Absalom geven enz. Is dan God een auteur van Absaloms gruwelijke zonden? Dat zij verre. Nochtans zegt Hij hier uitdrukkelijk dat Hij deze zaak doen zal, enz. Heeft Hij dan Absalom deze boosheid en zonde niet ingestort? Geenszins. Maar Hij heeft Absaloms en Achitofels en des duivels moedwillige boosheid, [die zij van zichzelven hadden] door zijn heilige voorzienigheid alzo geregeerd, dat zij die tot Davids verdriet hebben aangewend en gebruikt; hetwelk den duivel, Absalom en Achitofel [die hun hart en boze lusten gezocht hebben te volbrengen] zo weinig verschoont, als Gods raad van zijn welbeminden Zoon tot onze zaligheid in den dood over te leveren, den verrader Judas, de Joden en Pilatus heeft kunnen verschonen. Het werk van Absalom enz. is boos en duivels, maar Gods werk is heilig en goed; want Hij heeft door boze instrumenten zijn knecht David tot zijn eer en Davids best willen kastijden. Absaloms en Achitofels boosheid ontdekken en tot eer zijner rechtvaardigheid straffen. Van zulke exempelen van Gods voorzienigheid en regering over het kwaad is de Heilige Schrift overal vol. En dit heeft David zeer wel geweten en bekend, en deshalve zich voor God hartelijk verootmoedigd. Zie Gen. 45:5.

2Sa 12.11 Ge 45.5
Copyright information for DutKant