‏ 2 Samuel 12:16

27) zocht God

Dat is hier te zeggen, hij bad God vuriglijk om des kinds gezondheid. Zie 2 Kron. 20:3,4; Ps. 27:8, en Ps. 34:5, en Ps. 77:3; Jes. 26:16, en Jes. 31:1; Jer. 50:4, enz.

2Ch 20.3,4 Ps 27.8 34.4 77.2 Isa 26.16 31.1 Jer 50.4

28) ging in,

In zijn binnenkamer, of kabinet.

29) lag den nacht over op de aarde.

Hebreeuws, hij vernachtte en lag op de aarde.

‏ Job 2:8

19) hij nam

Namelijk, Job.

20) potscherf,

Hebreeuws, aarden vat. Dewijl zijn vingers zonder twijfel mede verzworen waren, dat hij zich daarmede niet kon schrabben, zo heeft hij zich met een potscherf moeten behelpen, om daarmede zijn zweren te wrijven en den knagenden etter uit dezelve weg te nemen. Waaruit te verstaan is, niet alleen de grootheid van Jobs gezweer; maar ook dat hij beroofd was van de hulp der mensen, die zich schroomden voor de ijselijkheid van zijn kwaad; zie onder, Job 19:13,14,15, enz.

Job 19.13,14,15

21) zat neder

Dit was bij de ouden een teken der droefenis, treurigheid, leedschap en vernedering des harten; onder, Job 42:6; Jona 3:6; Matth. 11:21; Luk. 10:13.

Job 42.6 Jon 3.6 Mt 11.21 Lu 10.13
Copyright information for DutKant