‏ 2 Samuel 15:30

53) olijven,

Die op den Olijfberg bij menigte stonden.

54) bewonden;

Dit waren tekenen van rouw, schaamte en vernedering. Zie ook van toedekken of verhullen des hoofds, onder, 2 Sam. 19:4; Esth. 6:12; Jer. 14:3,4; Ezech. 31:15; en van barrevoets of ongeschoeid gaan, Jes. 20:2,3,4; Jer. 2:25.

2Sa 19.4 Es 6.12 Jer 14.3,4 Eze 31.15 Isa 20.2,3,4 Jer 2.25

‏ 2 Kings 23:13

42) Mashith,

Anders, des verdervers. Versta, den Olijfberg, gelegen bij Jeruzalem, hier genaamd de berg van Mashith; dat is, des verdervenden, of des verdervers, omdat de Joden zich daar door afgoderij verdierven. Anders heet hij de berg Mischah, dat is, der zalving, omdat daarop vele olijven wiessen, van welke de zalfolie gemaakt werd; zulks dat tussen beide de namen kleine ongelijkheid is in de letters, maar groot in de betekenis. Zie 1 Kon. 11:7.

1Ki 11.7

43) Astoreth,

Deze naam met de twee volgende, Kamos en Milkom, zijn namen van afgodische beelden. Zie van Astoreth Richt. 2:13.

Jud 2.13

44) Kamos,

Zie 1 Kon. 11:7.

1Ki 11.7

45) Milchom,

Zie Lev. 18:21.

Le 18.21
Copyright information for DutKant