2 Samuel 19:41
76) gestolen, Dat is, als steelsgewijze, zonder ons te ontbieden, alleen geleid. 77) gevoerd, Of, gevoerd? Alle mannen Davids nu [waren] bij hem; te weten, bij den koning, die al zijn officieren en krijgslieden bij zich had. 78) met hem? Dat is, Davids officieren en krijgslieden waren allen met David, en hielden het met die van Juda, die David zelf daartoe bewogen had, boven 2 Sam. 19:11,12,14. Hierom spraken die van Juda te stouter. 2Sa 19.11,12,142 Samuel 19:43
83) Wij hebben Hebreeuws, ik; te weten, Isral; en alzo in het volgende. 84) tien delen Hebreeuws, handen. Dit zeggen zij omdat zij tien stammen waren, en overzulks tien stemmen hadden. 85) koning, Dat is, aan den koning in het algemeen, of aan het koninkrijk, en ook aan dezen koning David, dien wij met onzen algemene stemmen gekozen hebben; 2 Sam. 5:1. 2Sa 5.1 86) ons woord Dat is, dat wij niet de voorstemming en den voortocht gehad hebben in deze zaak. 87) harder Dat is, sterker, krachtiger, zulks dat die van Isral tegen hen niet konden opkomen, maar moesten aflaten.
Copyright information for
DutKant