2 Samuel 22:16

24) kolken der zee

Van de schrikkelijke stormen, gelijk volgt.

25) schelden des HEEREN,

Zie Ps. 9:6.

Ps 9.5

26) van Zijn neus.

Of, zijns toorns. Gods toorn wordt alzo beschreven, bij gelijkenis van mensen genomen. Vergelijk Job 4:9; Ps. 74:1.

Job 4.9 Ps 74.1

Psalms 137:7

21) gedenk aan

Te weten, om hen te straffen. De kinderen van Edom; dat is, de Edomieten zijn altijd vijanden der Isra‰lieten geweest, en zij waren de Babyloni‰rs bijgevallen toen Jeruzalem verwoest werd; Ezech. 25:12.

Eze 25.12

22) den dag van Jeruzalem;

Te weten, den dag der verwoesting van Jeruzalem. Dag voor dag der ellende staat ook Ps. 37:13; Ezech. 30:9; Hos. 1:11, enz.

Ps 37.13 Eze 30.9 Ho 1.11

23) zeiden:

Te weten, tot de Babyloni‰rs.

24) Ontbloot ze, ontbloot

Te weten, de stad en de huizen, die daarin staan; die verstorende en afbrekende tot de fondamenten toe. De Edomieten, vijanden zijnde der Isra‰lieten, gunden hun wel deze verwoesting van Jeruzalem, ja zij hielpen die bevorderen zoveel zij konden. Dit wordt hun verweten, zie Obad. 12: Obad. 13: Obad. 14, enz.

25) tot haar fondament toe!

Hebr. tot het fondament in haar; dat is, zolang als er enig fondament in of aan haar is.

Micah 1:6

23) steenhoop des velds

Of, aardhoop; dat is, de stad, die nu zo prachtig en sierlijk gebouwd is, zal Ik maken tot een aardhoop, een veld dat omgewroet, omgearbeid en overhoop geworpen is, om een wijngaard daarin te planten. Verg. Micha 3:12.

Mic 3.12

24) stenen

Hun muren en gebouwen.

25) vallei

Dewijl Samaria op een berg gelegen was.

26) ontdekken

De stad omkeren, dat de fundamenten ontbloot worden en niets op zijn plaats blijft. Zie Ezech. 13:14 met de aantekening.

Eze 13.14

Habakkuk 3:13

57) tot verlossing met

Dat is, om te helpen met of door uwen gezalfde, dat is, met Christus, wiens voorbeeld Jozua geweest is. Anderen verstaan hier David door den gezalfde, die ook een voorbeeld van Christus was, wiens overwinningen beschreven staan 2 Sam. 5, 8, 18 en elders. Anders: tot verlossing van uwen gezalfde, dat is, uwen uitverkorene.

58) het hoofd van

Dat is, de vorsten en heren des volks, hetwelk zich krachtiglijk tegen de Israelieten stelde, gelijk waren de Filistijnen, Moabieten, Ammonieten, Syri‰ers, Edomieten enz.

59) den grond tot

Versta hier door den grond het land zelf, hetwelk de Heere van onder tot boven gezuiverd heeft van de vijanden van zijn volk, aangezien zij het alzo bedekt hadden en alzo daarin geworteld waren, dat het scheen onmogelijk te zijn hen daaruit te roeien; zie boven Hab. 3:6. Of de zin is: Gij hebt uws volk vijanden te schande gemaakt van het hoofd tot de voeten toe, dat is, van den grootste tot den kleinste.

Hab 3.6

60) Sela.

Zie boven Hab. 3:3,9.

Hab 3.3,9
Copyright information for DutKant